maandag 31 december 2018

Het Kleurrijke Kerst-Miss voorwoord.

Elk jaar opnieuw schrijf ik een voorwoord, passend bij de titel van de kerstconcerten van dat jaar, voor in het programmaboekje. Een soort inspirerende tekst. Als vanzelfsprekend vol hoop en 'licht in de donkere dagen' en zo. Typisch kerst, absoluut, daar mag je zeker van zijn. Een kort schrijfsel dat ondanks de misschien wat zoete toon altijd geheel oprecht vanuit het diepste van m'n hart komt, en daardoor, volgens Roger, ongewild een opvallend hoog 'Phil Bosmans-gehalte' heeft... En daar zit ik niet mee. Integendeel zelfs.
"Eigenlijk is dat altijd een klein blogje op zichzelf", dacht ik vandaag, "en het bevat ook altijd mijn welgemeende kerstwensen. Waarom zou dat dan niet ook een plaatsje mogen krijgen tussen al m'n andere blogjes?!..."

Bij deze dus, en van ganser harte: het Kleurrijke Kerst-Miss voorwoord!


Bij een 'kleurrijke kerst' denk je misschien meteen aan die laatste nieuwe trend qua seizoensdecoratie: alles, absoluut álles mag weer. De bollen, slingers, strikken, sterren, lichtjes en alle andere prullaria moeten, als je tenminste helemaal mee wil zijn met de mode, niet meer perfect op elkaar afgestemd zijn in stijl en kleur. Nee, hoor, zoals heel lang geleden in mijn jeugd luidt het weer: lang leve de totaal uitzinnige knotsgekke bonte mengeling van de meest botsende felle kleuren. Hoe zotter, hoe liever, en hoe meer kitsch, hoe beter. Voor een beetje kitsch ben ik gewoonlijk wel te vinden, maar kerst kleurt voor mij persoonlijk toch nog steeds rood, met een vleugje wit en goud te zijn.
Maar toen wij, Roger en ik, onze concerten de titel 'kleurrijk' mee gaven, dachten we niet echt aan het kleurenpallet. Voor ons ligt het kleurrijke van kerst en de concerten in ons zowel in leeftijd als in afkomst en origine geweldig uiteenlopend publiek. Het zit ook in die jonge mensen van ons ballet, die, ondanks hun bijzonder uiteenlopende, stilaan volwassen levensweg, toch nog allemaal met verve hun eigen kleurrijk steentje komen bijdragen. En met onze gastvedette Kalifa bekennen we zelfs kleur in onze huid...
En het kleurrijke reikt nog veel verder dan onze kleine concertcirkel.
Kerstmis is een feest dat wereldwijd gevierd wordt, vaak los van elke vorm van geloof, als een soort herdenking van licht, hoop en liefde, door mensen uit de meest uiteenlopende culturen, arm of rijk, van alle ras en stand. En de manieren waarop heel deze verscheidenheid aan mensen verspreid over heel deze aardbol die speciale dag beleven, zijn al even ongelofelijk divers, en kleurrijk dus, als al deze mensen en culturen zelf. Kerstmis schept een onuitgesproken wereld-omvattende verbondenheid.
Zelfs het oorlogstumult wil wel eens even zwijgen...
Eigenlijk, zo bedacht ik me, eigenlijk zijn wij allemaal als schitterende en bijzonder kleurrijke ornamenten aan één hele grote boom, glitterend en sprankelend in de gloed van duizenden lichtjes en sterretjes.
En ik, het elke dag van het jaar letterlijk en figuurlijk immer kleurrijk madammeke, ik ben ontzettend dankbaar en gelukkig om vandaag te midden van dit alles voor u te mogen staan als uw hele eigen Kleurrijke Kerst-Miss!
Van ons allen -Roger, de muzikanten, het ballet en mezelf- fijne feestdagen gewenst, en alle goeds voor het komende nieuwe jaar!


vrijdag 14 december 2018

Vliegende blikjes.

Voor ik hier mijn eigen appartementje had, wist ik dat ook niet, hoor, maar blijkbaar mag je je, zo op het gelijkvloers van een 14 verdiepingen tellend gebouw wonend, geregeld aan neervallende dingen verwachten. Als je, zoals ik, met bijzonder veel respect voor je omgeving en de mensen om je heen opgevoed bent, dan riskeer je het zelfs niet -het komt absoluuuuut niet in je op- om wat dan ook 'zomaar' weg te gooien. Lege snoeppapiertjes of gebruikte zakdoekjes gaan terug in de handtas om thuis in de afvalzak te belanden, of worden netjes gedropt in de één of andere publieke vuilnisbak langs m'n pad. Geen haar op m'n hoofd dat er nog maar over zou denken om zomaar argeloos ergens iets in 't wilde weg te dumpen, hoe klein ook. En alle afval thuis, en vroeger ook waar ik werkte, wordt, en werd, bijzonder keurig gesorteerd en ordelijk aangeboden voor ophaling, op het juiste uur, op de juiste dag. Simpel. Daar sta ik zelf helemaaaal niet bij stil. Maar de afgelopen jaren mocht ik ervaren dat er toch wel erg veel mensen zijn die 'anders' in elkaar zitten... En dan wil ik het nu uitsluitend hebben over de gevolgen daarvan bij het 'onderaan een groot flatgebouw wonen'.
Het minste waar je je aan mag verwachten, is het stof uit lakens en dekens die enige verdiepingen hoger stevig uitgeklopt worden. Dat valt nog mee, tenzij al jouw vensters wagenwijd open staan om 'frisse' lucht binnen te halen... of je gezellig in de zon op jouw eigen terras zit, al dan niet met iets lekkers in je hand!... De met veel water en sop hun buitenruimte poetsende dames en heren veroorzaken systematisch een zondvloed, toch al zeker op het onderliggende terras. Elke algemene eigenaarsvergadering weer wordt er met aandrang gevraagd, bijna gesmeekt, om geen brandende sigarettenpeukjes het luchtruim in te sturen: menig zonnetent vertoont daardoor reeds brandgaten, en de kans dat er ooit op die manier eens iemands interieur in de fik vliegt is niet ondenkbaar...

Niet dat ik het zo exact bijgehouden heb sinds ik hier woon, maar de lijst naar-beneden-vallende spullen is lang, af en toe ronduit vreemd en daardoor soms ook bijzonder verrassend en grappig, soms zelfs ronduit hilarisch. Alhoewel... De eerste keer dat er een glazen fles voor m'n terras op de kasseien te pletter sloeg, begaf m'n hart het bijna van 't verschieten. En de bij stormwind in het midden van de nacht tegen de ruiten knallende kartonnen dozen zijn ook niet echt gezond voor je tikker.
Alleszins, zowel m'n terras als het stuk tuin daar vlak voor ligt bezaaid met sigarettenpeukjes. Ook dopjes en kroonkurken verzamelen zich stelselmatig tussen de stenen. Bij elke verbouwing, groot of klein, en op gelijk welke verdieping, regent het stukjes puin, schilfers verf en bezetting, splinters hout en zaagsel, spijkers, stopverf,... Je kan het zo gek niet bedenken, het komt naar beneden. Grote vlokken rondvliegend honden- en kattenhaar winden zich bijna systematisch, zeker in de zomer, om de takken van struiken en bomen, ook die van mijn terras. Met regelmaat flikkeren er ergens daarboven wasspelden in alle kleuren van de regenboog over de balustrade heen. Vraag me niet hoe dat kan, want ik zou het begot niet weten. Volgens mij hangen die normaal gezien toch vástgeknepen, niet dan?! Vaak dwarrelen er daarna -maar het kan ook totaal los daarvan- sokken, t-shirts, hemden, ondergoed, kinderkleding, handdoeken, wc-mattekes en dergelijke omlaag. Af en toe botst er ineens een bal voorbij. Of een aan stukken slaand speelgoedautootje. Papier (inclusief rekeninguittreksels, schoolrapporten, huiswerk en hoogst persoonlijke nota's), karton (van kleine stukjes tot complete 
metersgrote ijskastdozen) en stukjes verpakkingen allerhande (van eierdozen tot snoepwikkels, van melkkartons tot grote plaveien piepschuim) zijn schering en inslag. Al moet ik er eerlijkheidshalve wel bij vertellen dat in dit geval meestal geen medebewoner, maar wel die vaak zo zotte wind de schuldige van het sluikstorten is. Dit soort makkelijk te tillen zaken pikt hij in z'n wilde wervelvlagen om de gebouwen heen maar wat graag en zonder enige moeite links en rechts mee van één van de vele terrassen. Zoals hij ook verantwoordelijk is voor de sierlijk rondvliegende, eerst hoog opstijgende en even later vlak bij de grond aan het struikgewas in stukken flapperende plastieken boodschappentasjes. Lege petflessen geven een ongelofelijk indrukwekkende knal bij hun onzachte landing. De eerste keer dat ik dat meemaakte, plakte ik ongeveer tegen het plafond, zo schrikken was dat! Eén keer ijsbeerde er een panikerende dame voor m'n terras heen en weer. Haar verloofde mikte per ongeluk z'n dure verlovingsring over het balkon! Dat kostbare kleinood vonden we, tot hun uitzinnige vreugde, trouwens nog samen terug ook! Maar da's uitzonderlijk, hoor, dat iemand naar z'n spullen komt zoeken. Meestal blijkt niemand al 'het gevallene' te mankeren. Van het afval wil ik dat eventueel nog begrijpen -al gaat de onverschilligheid hierover er dan toch moeilijk bij mij in- maar mijn sokken of badmat zou ik persoonlijk toch wel missen, hoor...
Ja, ik ben ondertussen dus al wel wat gewend, wat neervallende spullen betreft, en het lijkt heel wat, nu ik alles van de afgelopen 4,5 jaar zo eens op een rijtje gezet heb. Maar wees gerust, het is hier écht geen stort, hoor, in tegendeel: de tuin ligt er zoals immer prachtig bij! En de mensen die hier wonen zijn écht geen asociale moedwillige ambetanteriken. Volgens mij is er hier vooral sprake van 'per ongelukjes', 'oepsies' en andere momentjes van onoplettendheid. En geloof me: ik blijf het een ongelofelijk fascinerend gegeven vinden, al die dingen die hier uit de lucht komen vallen! hahaha
Ik keek er dan ook niet echt van op toen er een paar maanden geleden op vrijdagavond, rond een uur of 10, een wit plastiek zakje met daarin een paar lege bierblikjes naar omlaag totterde, het struikgewas in. De maandagochtend daaropvolgend plukte onze conciërge het van z'n landingsplaats en alles was weer netjes. Waar ik wel bijzonder ging vinden, was dat dit vaste prik zou worden! Naar mate de weken verstreken viel het me op dat dit zo ongeveer élke vrijdag gebeurde! Elke vrijdag weer, steeds ergens tussen 22 en 23 uur valt er, 'plof', een wit zakje met lege bierblikjes ergens voor m'n terras neer. En elke maandag ruimt de plichtbewuste conciërge dat ook weer op. Een bizarre 'gewoonte'... Want, geef toe, da's geen 'per ongelukje' meer, hé! Da's vermoedelijk eerder puur gemakzucht en, al dan niet dronken, baldadigheid waar geen haan naar kraait. 
Afgelopen weekend waaide het verschrikkelijk hard. Het witte zakje met de platgedrukte blikjes kwam, net zoals de weken daarvoor, neerwaarts uit wie weet welk appartement en haakte zich vast in de kale takken van een grote struik. De hevige rukwinden scheurde het met gemak aan stukken en voor ik het goed en wel besefte lag ik een hele nacht lang te luisteren naar: "kletter de kletter de kletter" naar links, en "kletter de kletter de kletter" naar rechts. Het heldere metalen gerammel van de in het rond hotsende en botsende, net niet weer omhoog vliegende, lege bierblikjes op de kasseien. Heen en weer, en heen en weer, en dat de hele nacht lang. "Kletter de kletter de kletter". Heel even echt bijzonder grappig -absoluut!-, maar al snel om totaal onnozel van te worden!... 
Die ochtend, toen het net licht genoeg was en ik me met enige moeite in wat kleding gehesen had, verzette ik een beetje fanatiek wat van m'n grote potten op het terras en kroop nogal onhandig en onelegant, met m'n ouwe tuingalochen even aan m'n blote voeten in het oneindige -of zo leek het toch- bungelend, over het betonnen terrasmuurtje. Wat er overbleef van de aan flarden gescheurde witte plastieken zak belandde in mijn vuilnisbak en de zwaar gedeukte blikjes mochten samen met een ook nog gevonden lege water-petfles bij de rest in mijn blauwe PMD-zak. Klaar! En... stof voor een nieuw verhaal!
Er resten mij nu twee vragen. 1. Zou die persoon misschien geloven dat er hier in de tuin kaboutertjes wonen? Van die kleine mannetjes die 's nachts ongezien alles weer netjes maken?... En 2. 't Is vrijdagavond nu... Wat denk je? Komt er zo dadelijk weer een wit zakje omlaag vliegen? Of zou mijn opraap-actie de gewoontecirkel doorbroken hebben?... Spannend, hé! 😉





vrijdag 30 november 2018

Platte batterij.

Als je zeer geconcentreerd blijft toekijken, kan je heel erg af en toe diep in de enorme berg kussens, dekentjes en poezen in mijn sofa iets zien bewegen. Één momentje maar, één seconde. Als je met je ogen knipperde op 't foute moment dan heb je het gemist. En die uiterst minimale beroering in het schijnbaar -letterlijke- stilleven, dat ben ik. Volledig versmolten met de meer dan comfortabele aankleding van de knusse zetel. Het mij totale ontbreken van elk ietsiepietsie fut om wat dan ook aan te vatten, maakt, naast het zwaar gestoffeerde knusse roze bed, deze vertrouwde en gekoesterde schuilplek tot een gewiekste bondgenoot.
M'n batterij is plat. Beter kan ik het niet verwoorden. M'n batterij is totáál plat. Al wéken. Voor mij onvoorstelbaar lang ontbreekt het me niet alleen totaal aan energie, maar ook aan geestdrift en goesting, en aan spirit en sprankel. Ik sleep me door de dagen als een suffende slome slak, vechtend tegen een alles overheersende en bijzonder aandringende winterslaap. De tijd glijdt geruisloos en net niet ongezien voorbij, als een spookachtig schip in een dichte grijze mist.
Nee, een nieuwe aanval van depressie is het zeker niet. Ik viel niet onverhoeds terug in één of ander diep zwart gat. Het zijn geen veeleisende emoties of moeilijke gedachten die mij draineren van elk mogelijk spatje kracht. 't Is gewoon een vreemde toestand van 'niks'. En dat grote 'niets' hangt als een soort grauwe vaalzwarte ondoorzichtige deken over me heen. Platte batterij dus.
De knuffelpoezen zijn enthousiast mee lui. Een stuiterende bal door de kamer achtervolgen kan eventueel wel eens een keertje, maar 5 minuutjes onnozel doen volstaan duidelijk écht wel. Meer moet niemand van hen verwachten, da's zonneklaar. Ze vertoeven zoveel liever mee met mij in het gezellige kluwen van kussens en dekentjes. Af en toe is in een bewegende teen bijten ook nog wel eens geweldig leuk, maar als dat wiebelende lichaamsonderdeel zich te ver uit het bereik van de graaiende pootjes bevindt, dan hoeft het voor hen eigenlijk ook niet. Lang uitgestrekt laten ze zich urenlang alle strelingen welgevallen, of ze kruipen diep mee onder het warme dek om, opgerold tot een bolletje pluis, samen zalige dutjes te doen.
De computer kan me voor een paar minuutjes nog wel eens tot een spelletje verleiden. Liefst niets te 'moeilijk'. Een puzzeltje of zo. Alleszins iets waar je vooral niet bij na hoeft te denken.
Al weken krijg ik dus ook geen deftig woord meer neergeschreven. En dat terwijl de verhalen zich in m'n hoofd serieus beginnen opstapelen en de meesten daarvan stilaan ernstig over datum raken. Het bijwonen van die schitterende Carmina Burana, met leuke foto's van o.a. Will Ferdy, en Roger. De concertmis met Peter Maus. Het boek van Jana. De trip naar Sint-Truiden om m'n schitterende kerstmokken op te halen. De kerstconcertbesprekingen en alle voorbereidingen. En dan zijn er uiteraard ook nog die veel kleine leuke dingetjes van elke dag. Zo een rijkdom aan nog te vertellen verhalen! En zo een armoede aan 'puf' om ze neergeschreven te krijgen...

Het geliefde huis om me heen vervormd zich, toch zeker naar mijn normen, zo stilaan in een waar stort. De afwas stapelt zich torenhoog op in de keuken. Geen schoon kopje of bordje meer te vinden. Ik spoel even snel af exact dat wat ik nodig heb. En waarom zou je koken als je net zo goed een boterham kan binnenspelen... De kleur van de tapijten is nog amper waar te nemen onder het zich daar accumulerende kattenhaar en onder het bed, de kasten en de radiators huizen grote families 'dust bunnies'. Het wasgoed puilt uit de wasmand naast de wasmachine, maar ín die machine geraakt het niet. Overal aan de kasten hangt kleding, maar een kastdeurtje openen en wat kapstokken die paar centimeter verhangen, dat lukt voor geen meter. Je struikelt over de schoenen die zowel hun wederhelft als hun weg naar de opbergruimte kwijt zijn. En links en rechts breek je nog net je nek niet over de zich zo stilaan ook verzamelende kerstconcert-rekwisieten... Het doet me niks. Of toch niet veel. Ik zie het amper. Ook dat alles verdwijnt in die dichte grijze sluier van nevel en mist.
Toen ik vanochtend merkte dat m'n gsm na een nacht in het stopcontact nog niet opgeladen was, moest ik hartelijk lachen: als die nu óók al mee doet aan dit algemene platte-batterij-gegeven!... Maar, zoals gewoonlijk het geval is, lag ook voor dit zo plezant bijpassende incident een erg simpele reden voor de hand: z'n stekker zat niet goed in! En dat deed me gniffelde bedenken: "Misschien zit mijn stekker ook al weken niet goed in!..." 'k Zal het eens moeten checken, hé. Als ik mezelf weer eens een keertje met de juiste verbinding in de voor mij correcte energiebron ingeplugt krijg, dan ben ik vermoedelijk met één, of indien nodig twee, nachtjes opladen ook terug, letterlijk en figuurlijk, vol energie. 
Allé, nu hoognodig weer efkes rusten van het schrijven van dit blogje en dan -dat hoop ik toch- aan de slag, op zoek naar mijn persoonlijk stopcontact! Want op den duur gaat het wel vervelen, hoor, zo'n platte batterij... 😉


donderdag 1 november 2018

Griezelgedoe.

"Oké, wind, gij wint", zuchtte ik gelaten. Urenlang had ik, lekker knusjes tussen het roze beddengoed, vruchteloos getracht de slaap te vatten, maar dit was zo'n nacht waar menige afdeling 'geluidseffecten' makkelijk een stuk of dertien horrorfilms mee kon vullen. Het huiveringwekkende gepiep van een langst het raam wrijvende geraniumblaadje, het ijselijke gekras van boomtakken tegen raamkozijnen en muren, de occasionele onheilspellende bonk van een plotse onzachte botsing tussen hangmand en venster, het lugubere gerammel en jammerend geknars van het hangmanden-ophangsysteem met de metalen kettingen en grove haak, het spookachtige gezoef en gefluit van de zwaar over hun toeren draaiende, net niet opstijgende windmolentjes... In principe is alles wat op m'n terras staat en hangt bestand tegen een stevige windvlaag -die molentjes zijn trouwens zonder wind zoveel minder leuk, hé-, maar tegen al die op den duur behoorlijk angstaanjagende geluiden, voortkomend uit al het gewiebel en gezwaai in die stijve bries van die nacht, daar kon ík écht niet meer tegen. In mijn steeds meer doldraaiende fantasie zag ik al met veel gerinkel en glassplinters alom enkele van de enorme vensters sneuvelen, en grote potten en bakken vol stevige beplanting als lichte veertjes binnen- of wegvliegen. En wie weet wat er dan verder aan ongewenste en onaangename grimmigheden nog meer mee in m'n kamers of bed zouden belanden... 
Het was overduidelijk: als ik deze nacht nog een beetje wou pitten, en liefst nachtmerrie-vrij, dan moest er gehandeld worden. Niks aan te doen.
Heel voorzichtig kroop ik over Poekie heen. Poekie, die al die uren, lichtjes tot mijn afgunst, als een pluchen engeltje in m'n oksel heerlijk de slaap der onschuldigen en onwetenden had liggen weg snurken. Terwijl hij zich even wat verder uitstrekte, met zo plots een pak meer plaats én een extra warme plek, zocht ik in het pikkedonker m'n weg naar het terras. Slechts het flauwe schijnsel van de verre straatlantaarns flikkerde door de onheilspellend heen en weer graaiende takken van de kale skelet-achtige bomen en verlichtte m'n pad.
Met de wind viel duidelijk niet te praten, die ijzingwekkende nacht. Meteen bij het openen van het grote schuifraam naar het terras roeffelde hij furieus in m'n haren en rukte hij langst alle kanten verbeten aan m'n flapperende roze kamerjas en pyama. Het had wel iets avontuurlijks, iets opwindends ook, zo recht uit het warme nest, op m'n sokkenvoeten, volledig omgeven door een wat sinistere storm en een massa niet direct herkenbare spookachtige geluiden, een keertje in het duister tussen m'n potten en planten te laveren. Zo moet vliegen als een vleermuis in de nacht voelen, dacht ik nog.
Oké, even terug naar de job in kwestie: hoe gaan we dat hier aanpakken? Vier grote bolle hangmanden veilig ergens neerzetten op een toch al erg overvol terras, da's niet simpel. Vooral ook omdat ze, wegens sterk doorhangende geraniums, gegroeid naar het licht uiteraard, bijzonder zwaar overhellen naar één kant. De immer trouw tegenover de deur paraat staande bezem bleek een prima hulpmiddel om de ophangkettingen van de haak te flippen. Goeie ingeving van mij, al zeg ik het zelf. Als een expert van de hindernissenbaan bracht ik de eerste 2 loodzware manden met de lange, in de wind breed uitwaaierende plantenslierten, dan weer hoog over een struik tillend, dan weer gebukt onder wat takken door dragend, tot aan het brede bankje. En nadat ik eindelijk zo slim was m'n gezicht naar de windrichting te draaien -het werkt een stúk makkelijker zonder haar in je ogen en mond,- lukte het me om ze, elkaar in evenwicht houdend, op die kleine plek net stevig genoeg te balanceren.
Als een ware Indiana Jones soepel en vlotjes wild zweepslagzwiepende takken en grijpgrage struikenstekels ontduikend, verplaatste ik me gezwind over de hele lengte van het terras en redde onderweg links en rechts wat door baldadige rukwinden met omvallen of afknakken bedreigde planten. Uiteraard ken ik m'n terras en z'n layout ondertussen door en door, en als je lang genoeg in het donker rondloopt, passen je ogen zich langzaam aan en zie je na een tijdje een stuk meer, maar... blijkbaar toch niet genoeg, want... Aaaaauw! Potvernondemiljaaaaaaar! Mijn kleine teen, in die tegen niets beschermende sok, maakte keihard kennis met een stevige, plots van tussen de potten springende, meedogenloos onbuigzame sierkassei. Geen tijd voor eindeloze pijndansjes of overmatige griezelfilmsterfscenes. Er moesten nóg 2 hangmanden en een hele schare ander klein spul het leven gered en in veiligheid gebracht worden. Mand nummer 3 vond, super snel en praktisch, een knus uit de wind en half verborgen plekje op de rode emmer waar normaal gezien m'n snoeiafval in terecht komt. Dat was makkelijk! Te makkelijk?...
Jezus-Maria-Jozef, miljaaaaaardejuuu! Bij het zorgeloos onbedachtzaam omdraaien naar mand nummer vier trapte ik toch wel geweldig onhandig met m'n nog niet pijnlijke voet op die immer uitstekende, altijd in de weg zittende -ik had het kunnen weten dus- gekrulde voet van die elegante, maar o zo zware metalen platenstandaard. Wild molenwiekend m'n evenwicht bewarend belandde ik, gelukkig net niet al m'n gekoesterde groen verpletterend, toch half in de natte klauwen van het struikgewas. Takjes in m'n haar, blaadjes in m'n decolleté, modder in m'n sokken. M'n uiterlijk begon stilaan uitstekend bij deze griezelnacht te passen... En me dat bedenkend ging het binnensmonds gevloek volautomatisch over in een, mogelijk heksachtig aandoende, schaterlach. En de gore wind deed, met extra kracht m'n al totaal verwilderde haarbos recht omhoog de lucht in blazend, fanatiek loeiend mee. Voorzichtig schuifelend -2 pijnlijke voeten volstonden wel- zocht ik m'n weg terug naar binnen en gritste in 't voorbijkomen nog snel alle mogelijk kwetsbare molentjes mee. 
Wreed worstelend met die doldraaiende dingen bleef ik toch nog even op de mat voor het schuifraam in het dreigende duister midden in de onverbiddelijke stormwind staan. Daar zo, in m'n verwaaide nachtkleding en m'n puinhoopkapsel, voelde ik me heel eventjes weer als een kind: met m'n molentjes in de hand, zich van geen kwaad bewust vrolijk en kleurrijk tollend in die raadselachtige wind, was ik even angstig als gefascineerd, onverwacht nat en vuil, en behoorlijk zot geblazen, maar ook nog net niet klaar om dit ontzettend spannende, bijna filmische gebeuren los te laten en in te ruilen voor de warme veiligheid van die totaal tegenovergestelde wereld aan de andere kant van het grote schuifraam. 
Ja, wind, je hebt gewonnen, hoor, met al je lugubere 'gewind'. Je hebt me inderdaad een slapeloze nacht bezorgd én me op de koop toe uit m'n veilige knusse bed die koude naargeestige duisternis in gekregen. Maar nu de macabere horrorgeluiden tot zwijgen gebracht zijn en alle planten het leven gered, lig ik toch weer lekker terug naast Poekie, tussen de nog steeds zalig aanvoelende lakens en kussens, en bedenk me onheilspellend gniffelend, m'n gruwelijk ijzige handen wrijvend en met een mysterieuze glimlach op m'n bleke koude gelaat: "Geweldig! Meer dan genoeg griezelgedoe voor een licht huiveringwekkend Halloweenverhaaltje!..." 😀




zondag 28 oktober 2018

Graag zien.

Graag zien. Je gaat het misschien moeilijk kunnen geloven, maar eigenlijk heb ik heel lang niet geweten noch begrepen hoe dat in elkaar zat, en vooral niet hoe je dat ontving. Van thuis uit hebben we dat niet echt meegekregen. In onze streng gedisciplineerde opvoeding zat het graag gezien worden in het eten dat je op tafel zag verschijnen en de schone kleren die altijd weer in je kast lagen, kortom in het feit dat er goed voor je gezorgd werd. Knuffels of andere liefkozingen, dat kenden we niet echt, maar we wisten ook niet beter. En we deden steeds ons uiterste best om gehoorzame, brave en absoluut voorbeeldige kinderen te zijn, want alleen perfectie was goed genoeg. Doch hoe hard je ook je best doet, perfectie is niet realistisch, niet menselijk haalbaar, en ergens, ik weet niet precies waar, heb ik daar toen -alsof ik op m'n levenspad een rare, mogelijk foute, afslag nam- voor mezelf de conclusie uit getrokken dat ik nooit, maar dan ook echt never ever goed genoeg zou zijn. Vooral ook: nooit goed genoeg om graag gezien te worden... En al gauw verankerde dat zich in elke vezel van mijn lijf en elke millimeter van m'n leven.
(Even tussendoor een belangrijke nota hierbij: lees hier vooral géén verwijt naar m'n jeugd of m'n ouders in, want zo gingen die dingen toen gewoon. Ik schets hier slechts rudimentair een noodzakelijke achtergrond bij dit verhaal!)

Het zal je dan ook niet verbazen dat ik wat later in m'n leven de kleinste gebaren van genegenheid, de geringste vorm van aandacht meteen opvatte als 'liefde', om me vervolgens met hart en ziel in een relatie te storten en me volledig weg te cijferen, 200% ten dienste van de beminde partner in kwestie, om nog meer 'goed genoeg' te zijn -en vooral te blíjven- zodat ik zijn liefde verdiende en waardig was... En ik wil niet iedereen over dezelfde kam scheren, maar om van een paar hele lange verhalen één korte samenvatting te maken: ze lieten me, elk op hun manier, één voor één, lichamelijk ernstig gehavend en geestelijk volledig geruïneerd achter, als een totaal versleten gebruiksvoorwerp, een uitgeleefde lor klaar voor het stort. En ik, ik begreep zo mogelijk nóg minder van 'graag zien'. Als het daarvoor, vóór die relaties, nog geen onbetwistbaar feit in mijn wereld was, dan stond het nu toch écht wel als een paal boven water vast: al kon alles en iedereen op deze aardbol ten allen tijde op mijn oprechte affectie rekenen; zélf goed genoeg om graag gezien te zijn, dat was ik absoluut niet, en ik zou het ook nooit zijn.
Maar tijden veranderen. Je wordt ouder, en ook een beetje wijzer. Je maakt vanalles mee, veel te veel om op te noemen -zoals iedereen in z'n leven, hé-, en ook zo van die speciale momenten die je niet meteen kunt plaatsen omdat ze zo fijn zijn. Oprechte, diep gemeende warme reacties bijvoorbeeld, op dingen die je als vanzelfsprekend voor mensen doet. En dat voelt vreemd, maar niet onaangenaam. Je wordt al eens een keertje bevestigd in wie je bent, of toch denkt te zijn. En die dingen groeien, heeeel erg langzaam, maar gestaag en zeker. Je durft al eens wat zelfvertrouwen tentoon spreiden, je waagt het al eens een stukje van je innerlijke zelf te laten door schijnen. De hartelijke en eerlijke genegenheid die ik, zonder er ooit één seconde over na te denken, zelf met gulle hand overal om me heen strooide, zocht en vond een weg naar me terug!...
De laatste jaren gaat zoveel beter met me. Met een paar ontzettend goede vrienden om me heen bloeide ik open, als mezelf. Ik leerde mensen in m'n leven toe te laten, 'juiste' mensen, die niets anders van me nodig hadden dan mijn aanwezigheid, 100% zoals ik was, en ongeacht hoe ik me voelde. Daardoor ontstond de mogelijkheid ook mezelf te gaan waarderen en graag te zien. Meer dan ooit ben ik wie ik ben, en ik ga voor wat voor mij belangrijk is en wat mij gelukkig maakt. 'Goed genoeg zijn' werd een haalbaar concept en m'n uiterste best doen om 'aanvaardbaar' te zijn voor de wereld om me heen verdween zo goed als volledig uit m'n agenda. What you see is what you get. Niks meer, niks minder. En met alles erop en eraan.
En stukje bij beetje, ondanks alle angst en vrezen, ietwat 'tegen wil en dank in' dus, ontdekte ik dat ik toch echt wel graag gezien wordt. En dat zit in duizenden kleine en grotere dingen. Ik noem er graag een paar. Beste vriend Roger staat al vele jaren echt altijd voor me klaar, desnoods om een paar uur naar m'n tranen of vertwijfeling te luisteren, maar we lachen minstens dubbel zo veel en zeker zo hard. Beste vriendin Ingrid leerde me dat ik, zélfs op m'n slechts, ongekamd en ongewassen, totaal overstuur en als apocalyptische puinhoop, ten allen tijde dikke knuffels waard ben en fenomenaal mooi bevonden op de koop toe. Levenslange vriend Jef beweegt hemel en aarde, en alles wat verder in z'n macht ligt, om de diva eindelijk ook eens in de figuurlijke spotlights te krijgen, en verwend me ondertussen alsof er geen nieuwe dag meer komt. En dan zijn er die super lieve mensen als Lena, en Myriam, en Tine, en... -goh, ik vrees dat ik zoveel personen ga vergeten- die altijd zin hebben in een 'uitstapje' met mij als goed gezelschap, al was het maar een kop koffie, soms gewoon bij mij aan de tafel, of een wandeling, of boodschappen doen met de auto. Niets moet, alles kan, in alle 'gewoonheid'. En wat denk je van die handvol zalige muzikanten, die het nog steeds heerlijk vinden om met deze niet zo conforme dramatische sopraan met een bijzonder stevige hoek af zoveel schone muziek te maken. O, niet te vergeten: m'n allerliefste balletmiekes en hun/onze Glenn, die niet liever doen dan me plat knuffelen. En op zoveel verschillende manieren ontzettend gewaardeerd te worden voor zowel m'n zingen als -misschien nog méér zelfs- m'n schrijven, da's ook allemaal warme genegenheid. Och, er is zo veel, zo ontzettend veel, man man man, da's geen blogje maar een wreed dik boek vol, vermoed ik. Er komt zoveel 'graag zien' mijn richting uit, dat het echt niet meer te negeren noch in twijfel te trekken valt. Zelfs poezen Poekie en Pompon laten het me alle dagen geweldig uitgebreid weten!
Afgelopen week in de auto, in een babbel die me in alles aan m'n gekoesterde gesprekken met m'n vader in zijn wagen deed denken, bood m'n oudste broer me heel bezorgd aan te helpen met m'n wankele financiën, door die regelmatig tekortschietende uitkering tegenwoordig. En de liefde en warmte waarmee die boodschap op me toe kwam deed me naar adem happen. 'k Was er, toch wel heel verrassend, absoluut ni goe van. "Niet moeilijk" zei mevrouw de psychiater tijdens m'n afspraak de volgende dag, "dat je graag gezien wordt begrijp je al een tijdje, je herkent het en gaat het ook niet meer uit de weg. Maar dat was tot nu toe hoofdzakelijk in je hóófd, in je brein. 't Is dus even schrikken en serieus wennen, nu je bewust ervaart dat al die affectie ook begint door te sijpelen naar je hárt!..." En dat was dus meteen ook m'n huiswerk voor de komende tijd!
Nog zwaar in gedachten verzonken, duchtig de kluts kwijt en behoorlijk onzeker -'volledig van mijnen apropoo' zeggen z'in 't Aaantwaaarpe- arriveerde ik toch weer heelhuids thuis en terwijl ik m'n schoenen trachtte uit te trekken, ging de deurbel. Daar stond Kira, lieve vriendin van het 14e -wiens echtgenoot me hielp bij m'n overstroming, weet je nog wel- met in haar armen een dik pak ongelofelijk prachtige, reuzegrote gele rozen. En alsof het afgesproken werk was, zei ze bij het overhandigen "Voor jou. Zomaar. Omdat ik je graag zie." We hebben geknuffeld en samen gehuild, en nog meer geknuffeld en nog meer gehuild. En dat was mooi, heel mooi. Het blijft me ontroeren.
Tjonge, wat een verbetering, hé. En al voelt het voorlopig nog steeds niet helemaal comfortabel en makkelijk aan, en is er zeker op 't vlak van 'goed genoeg zijn' nog een eindje weg af te leggen, 't gaat absoluut de goeie richting uit met mij. En want wat kan er nu fijner zijn dan 'oefenen' om je hart te openen voor al dat overdonderende 'graag gezien worden'... 💖 





zondag 21 oktober 2018

Buitengewoon. Bijzonder. Bizarr.

Het grote hoekgebouw kon zo weggeplukt zijn uit de wijk Zurenborg in Antwerpen. De elegante decoratieve elementen in de raamkozijnen deden me meteen aan andere Art Nouveau gebouwen denken. Al moet eerlijkheidshalve gezegd dat ik in eerste instantie nog zoveel meer onder de indruk was van de -in mijn immer groen-minnende ogen- ongelofelijk prachtige luifel. Volgens mij moet het zalig vertoeven zijn onder die 'puur natuur' overkapping van een, slechts ondersteund door een minimum van metaaldraad, stevig uit de kluiten gewassen wingerd, die nu in de stralende herfstzon hing te pronken met z'n langzaam naar diep rood verkleurend blad. De sierlijke metalen tafeltjes en stoeltjes deden meteen wegdromen naar het romantische Parijs van antieke postkaartjes.
M'n vriendin Tine, die sinds de dag dat ze exact dáár aan de overkant van dit fraaie pand kwam wonen niet kon wachten om het mij eens te laten zien, was licht teleurgesteld toen we binnen stapten. Mijn reactie strookte vermoedelijk totaal niet met wat ze verwachtte... Al die tijd vertelde ze me immers te pas en te onpas en in alle mogelijke geuren en kleuren hoe absoluut álles in deze zaak haar aan mij deed denken. En ik stond daar en zweeg. Ik stond daar onder de meer dan schitterende, reusachtige kristallen luster en kon even geen woord meer uitbrengen. Tot in elke molecule van mijn wezen volledig van m'n sokken geblazen! Op een positieve manier, wel te verstaan.
Zwierig gekruld smeetijzer hield glazen schabben omhoog met daarop allerlei grote glazen bewaarpoten met koekjes en ander lekkers. De enorme glazen toonbank lag boordevol krakend verse broodjes, nog meer koekjes, taartjes, gebakjes... teveel om op te noemen. Daar boven hing een grote loodzwaar ogende doch bijzonder verfijnd gedetailleerde en gracieuze stationsklok uit lang vervlogen tijden. In de gezellige kamers voorbij de toog met z'n verrukkelijk ruikende inhoud stonden overal waar maar kon antieke bistrotafeltjes -metalen voet met rond glad wit marmeren blad-, met comfortabele oude stoelen er om heen, uitnodigend te zijn tussen een brede waaier van verlichtingselementen, allemaal stuk voor stuk ware verzamelobjecten. En zowat elke muur droeg wel een stijlvol rek of sierlijk kastje boordevol serviesgoed van het soort waar ik zelf bijzonder gek op ben, ten allen tijde naar uitkijk op rommelmarkten en in tweedehandswinkels, en dat ik nog alle dagen met vreugde gebruik: wit met gouden randje, al dan niet met krullen en golven aan de randen, en -het allerbelangrijkste- met ronduit schitterende rozendecors. Ik herkende overal om me heen meteen wat stukken uit m'n eigen collectie, maar had er met plezier nog een heel deel van mee naar huis genomen... als dat gemogen had, natuurlijk. 
Reserveren is zeker geen luxe om daar binnen één van die leuk tafeltjes te bemachtigen: het was voortdurende een komen en gaan van (potentiële) klanten. Gezeten aan ons tafeltje voor twee, onder een grote staande lamp met authentieke leren lampenkap, uiteraard beschilderd met, jawel, bekoorlijke roze-rode rozen en afgewerkt met van die typische rood-groene met de hand vastgenaaide floshjes, moest er allereerst gekozen worden uit een eindeloze hoeveelheid theemogelijkheden, één voor één samengesteld door het huis zelf, en allemaal even bijzonder. En die keuze kwam heel origineel geserveerd in een vlaai-bakvorm met kartelrand. Elk van ons kreeg z'n eigen gloeiend hete zwaar gietijzeren theepotje met daarin de uitgekozen losse thee in een passende theezeef, een hoogst elegant kopje en schoteltje uit het eindeloos prachtige rozenservies en naast de suikertjes ook nog een mini taartje. En die thee... O, wat was die lekker, zeg! Niet te beschrijven zalig.
Omdat het langzaam naar het middaguur liep zouden we ook een hapje eten daar. Jammer genoeg niets glutenvrij te bespeuren, zelfs bij navraag, maar dat mocht de heerlijke ervaring zeker niet tenietdoen. Och, voor die ene keer... Ik koos het mini-ontbijtje en al gauw schoofde de geweldig vriendelijke en zwierig ober een plankje met twee super schattige mini-pistoletjes, een eierdopje met boter, een aan de stijl aangepast zoutvaatje en een snoezig klein omeletje met kaas en tomaatjes onder m'n neus. En wat later ontving ik ook de door mij uitgekozen koffiekoek op een, uiteraard, bijhorend rozenbordje. Zelfs die koek en het kaboutertaartje at ik op met mes en vork. In zo een stijlvolle, bijna geraffineerde omgeving prop je zoiets niet domweg en alledaags met je tien geboden in je wafel, hé...
Eigenlijk vond ik dat wij, als twee taterende dames, totaal niet in de omgeving pasten. We hadden, over onze door strak korset tot zandloper-figuur gevormde lichamen, fraaie lange jurken, mét sleep ongetwijfeld, en een hoge kraag, keurig toe gespeld met een prachtig juweel, moeten dragen. Met daaronder van die elegant gehakte enkellaarsjes. En met een hoed op ons hoofd, uiteraard. Zo ééntje met een brede rand uit kant, en met minstens struisvogelveren, een enorme strik en een zee van bloemen. En onze thee hadden we eigenlijk voorzichtig en bevallig moeten nippen, na het uittrekken van de lange witte kanten handschoenen, met ons pinkje recht omhoog... Ja, voor mij voelde het echt alsof ik door een teletijdmachine gestapt was en ergens begin jaren 1900 terecht kwam in een chique bistro waar elegante, gesofisticeerde dames heel gracieus met een uitgebreide high tea hun middag komen invullen. Ik kon het me zonder één enkele seconde moeite helemaal voorstellen. Heerlijk, heerlijk, heerlijk.
't Is me nu echt wel duidelijk waarom alles in deze zalige plek vriendin Tine aan mij doet denken. En ze vindt het zelf ook ontzettend fijn vertoeven daar. Maar dan ongetwijfeld zónder aangepaste elegante-dames-outfit. Dat zou toch echt, écht wel teveel gevraagd zijn, hoor. Niks voor haar, geloof maar. hihihi
Wauw, wat een onverwachte, doch fantastische ontdekking, zo op een stralend zonnige herfstzaterdagvoormiddag! En op de koop toe op uitnodiging en in prima gezelschap. Alweer een plekje om aan te bevelen en allicht ook zelf nog eens naar weer te keren. Zeker als ik al het lekkers uit de enorme toonbank en de glazen potten en de sierlijke zakjes en het beeldig servies en... ooit allemaal nog eens geproefd wil krijgen...
Dus, ik zou zo zeggen: allen daarheen, naar Bakkerij-Tea Room Bizarr in Lier. Maar wil je zeker zijn van zo'n mooi marmeren tafeltje voor twee: misschien wel effe reserveren dus, hé... 😉
(Bizarr, Berlarij 97, Lier of neem een kijkje op Bizarr)


maandag 15 oktober 2018

Stemplicht - stemrecht.

De zon doet al flink haar best op deze prachtige nazomer-herfstdag en in de verte beieren vrolijk de kerkklokken als ik, al vroeg in de ochtend, het plantsoen voor het gebouw waarin mijn flat zich bevindt op m'n gemakje oversteek naar het zorgcentrum hier aan de overkant. De stemplicht stuurt me naar de cafetaria aldaar, waar men in een verborgen rommelhoek onze elektronische stemhokjes geïnstalleerd heeft.
Ooit ging ik enthousiast mijn stem uitbrengen -bij verkiezingen dus voor de verandering eens niet met veel decibels-, maar met de jaren valt het kiezen tussen de aangeboden kandidaten me steeds zwaarder. Ooit geloofde ik nog in bepaalde partijen, of toch tenminste in bepaalde politici, maar één voor één lieten ze me een niet zo fraaie andere kant van zich zien. En de ene teleurstelling volgde op de andere.
Goh, luister, ik weet niet of ik het zelf beter zou doen, hoor. In tegendeel zelfs, vrees ik. Want makkelijk kan het uiteraard niet zijn om binnen de 'regels van het spel' en in samenwerking met mensen en partijen die soms totáál andere opvattingen aanhangen tóch zaken tot een goed eind te brengen en het land, de provincie of de gemeente op een vlotte manier (verder) te laten draaien en al die vele mensen die er in wonen gelukkig te maken en tevreden te houden. 'k Zou eerlijk gezegd niet eens weten waar beginnen.
Maar ondanks die bedenkingen moet er gekozen worden, mijn stem moet uitgebracht, de bollekes moeten gekleurd, hoe moeilijk het kiezen ook is. Zo volledig zonder afgetekende voorkeur had ik zaterdagavond de verschillende programma's nog eens door gelezen. Op zoek naar de voor mij minst 'slechte', meest 'passende' partij. Op zoek naar beloftes, werk- en aandachtspunten waar ik me mogelijk nog enigszins in terug kon vinden, die ik ergens nog bij kon treden. Noem het gerust een soort eliminatieproces. En daar is uiteindelijk ook wel iets uit naar voor gekomen, hoor. 

Dus, met het stembiljet en de identiteitskaart in de aanslag, klaar voor gebruik, en verder slechts gewapend met m'n leesbril (om zeker te weten da'k overal niet meer of minder dan die ene justen bol zou vullen), een zakdoekje (voor m'n wreed vervelende lopende neus, kwestie van geen kortsluitingen of overstromingen te veroorzaken) en m'n huissleutels (om na afloop ook weer m'n zonovergoten woning, waar de geurende koffie al op me zou staan wachten, terug binnen te geraken) stond niets me nog in de weg voor een snelle binnen-en-buiten-stembeurt-actie. En 't ging allemaal zo razendsnel dat de 'administratie' niet eens kon volgen en ik alsnog even moest wachten, ná het kiezen, tot ze ook mijn gegevens verwerkt gekregen hadden.
Terug huiswaarts kuierend, onderweg alle passanten vrolijk goedemorgen wensend, dacht ik even aan het stemrécht. Want, oké, wij zeuren wel een beetje over die stemplícht, de verplichting op straffe van, om te gaan stemmen, maar dat récht om te stemmen, dat récht om gehoord te worden, da's niet iets om licht te nemen. Het is nog maar sinds een kleine 100 jaar geleden dat vrouwen überhaupt mógen gaan stemmen, hé. Daar is bijzonder hard voor gestreden, hoor, met protestbewegingen en veel demonstraties, maar ook met gevangenisstraffen, hongerstakingen, en erger... In hoeveel landen op deze aardbol is een vrouw nog steeds een tweederangsburger? Een wezen zonder stem, zonder mening, een gebruiksvoorwerp... In hoeveel landen telt de kleur van je huid nog steeds mee in het al dan niet 'gehoord worden'? Stemrecht is eigenlijk echt een niet zo vanzelfsprekende vrijheid, een absoluut niet zo evident privilege.
En kijk, heden ten dage mogen vrouwen en mensen van gelijk welke origine en kleur zich verkiesbaar stellen, en kunnen ze zetelen in gemeente- en provincieraden, burgemeester of minister worden, enz., enz... Da's écht wel iets om blij mee te zijn. Niet dan? Wat dat betreft zijn we gezegend dat we hier, in deze contreien wonen, en mógen stemmen... 

En toch... 'k Kan er niet aan doen me af te vragen hoeveel nut het nog heeft. Ik word er af en toe een beetje moedeloos van allemaal. Bijvoorbeeld al het gedoe voorafgaande aan die verkiezingen, al die 'modder- en slijkgevechten', het elkaar gemeen en achterbaks onderuit halen,... Is dat nu écht onmisbaar? Mij komt het o zo kinderachtig over. Als je zeker van jezelf en je programma bent en ook nog eens recht in je schoenen staat, waar zou je dat dan voor nodig hebben? Da's mijn idee daarover, hé, en ik kan me vergissen natuurlijk.
Maar daar wringen vermoedelijk diezelfde schoentjes. Als machtswellust, in welke grootte dan ook, en groeiende ego's beginnen overnemen, dan zijn exact dát de gevolgen natuurlijk. En dan spreken we nog niet eens over het winstbejag, het zakken vullen, de zogenoemde 'graai-politiek'... Politieker zijn, -in 't groot of in 't klein, dat maakt niet uit- zou nog steeds letterlijk moeten betekenen 'ten dienste staan van de burger'. Verkozenen zouden in wezen de hoorbare vertegenwoordigers van de stem van de burger moeten zijn. Een zeer zeker niet licht te nemen verantwoordelijkheid en een bijzonder eervolle taak. En ik vrees dat dat wel eens ernstig vergeten wordt, jammer genoeg...
Pas op, ik wil niet iedereen over dezelfde kam scheren, hé. Volgens mij beginnen er elke keer weer nog handenvol mensen met veel goede moed en vooral heel veel goede intenties aan een politieke carrière. En gelukkig maar. Doch dat gezegd zijnde, ook zij blijven allemaal 'maar' mensen, hé, van vlees en bloed, met inderdaad grootse mogelijkheden, maar van nature ook met heel veel kleine kantjes...

Wel, voor wat het waard is: mijn stem is uitgebracht en ze hebben m'n zegen. Want ondanks alles kan ik niet anders dan blijven geloven in de goedheid die naast alle mogelijke rotzooi ook in alle grootsheid in mensen leeft. En zonder vertrouwen in de toekomst kan je vandaag al wel ophouden met leven, hé. Dus, beste herkozen en nieuw-verkozen politici, ik zou zo zeggen: "Doe wel en zie niet om! En geeft er een serieuze lap op!" 😉



donderdag 4 oktober 2018

Verjaardagsemotie.

't Is een rare dag. Zo een dag waarmee ge eigenlijk niet goed weet wat ge er mee moet aanvangen. Allé, er zijn zo nog van die dagen in het jaar, hé, 't is niet de enige. Bijvoorbeeld de dag dat hij viel, de dag dat hij stierf, de dag van de uitvaart. Maar ook de huwelijksverjaardag van mijn ouders. Of kerst en nieuwjaar, of... Op al dat soort dagen vraagt ge u af of ge hem nu moet herdenken, of op de één of andere manier moet 'vieren', of dat ge op zo'n dag misschien iets speciaals doet, gelijk wat dat dan ook moge zijn. Zelfs bij concertdagen wordt zijn aanwezigheid nog steeds stilletjes maar bijzonder voelbaar gemist. En niet alleen door mij en mijn familie... Zoveel dagen in een jaar, dagen die nooit meer als 'gewoon' zullen voelen. Tenminste toch niet zoals je vroeger iets als 'gewoon' beschouwde...
Het is, of was, als je dat beter passen vindt -nog zo iets dat ik nog lang niet uitgesorteerd heb- vandaag mijn vaders verjaardag.

En "nee, ik moest niet afkomen", vond mijn moeder. Mijn zus had al een bezoek bij haar gepland, met echtgenoot en dochter. Met ook mij er nog eens bij zou het 'teveel van het goede' zijn. Te druk, te veel emoties, gewoon te veel.
En toen ik, na dat telefoongesprekje met mijn moeder, zoveel later gisteren eindelijk in m'n bed geraakt was, lag ik me af te vragen wat je dan wél met zo'n dag moet. Hoe vul je die in? Onze va staat bij ons moe op het dressoir, en ik zelf heb altijd een stukje van hem dicht bij me -letterlijk- in die ring die ik nooit af doe. Elke kamer van mijn huis staat en hangt vol spulletjes van of met herinneringen aan hem. Hij is eigenlijk nog altijd gewoon 'aanwezig'. Dus we hoeven ook niet ergens heen te gaan, zoals een begraafplaats of zo, om een vorm van 'betekenis' aan zo'n dag te geven.
Terwijl ik die gedachten even de vrije loop liet, vroeg ik me plots af wat onze laatste woorden aan elkaar eigenlijk geweest waren. En heel even overviel mij, in een soort alles overheersende paniek, het krankzinnige idee dat ik dat niet wist! Doch, loos alarm, hoor, maak je geen zorgen. Mijn hoofd, moe van de afgelopen drukke en emotionele dag, vergat voor een minuutje of twee die allerlaatste dinsdag, samen met ons drietjes -va, moe en ik- in het restaurant van de Ikea. Zoals toen regelmatig, hadden ze me, na m'n vroege shift aan de balie in Edegem, met de auto opgepikt om gezellig een hapje te gaan eten. En toen vond er een gesprek plaats dat ik graag, en met veel liefde en warmte, al eens links en rechts vertel. 

Daar tegenover mij zat mijn vader, helemaal tevreden en ook fier over het feit dat met de aankoop van mijn appartement -dank zij zijn financiële hulp en amper een luttele 5 maanden eerder- bij deze ál zijn kinderen 'onder dak' waren. Nu kon hij gerust zijn, vond hij met enige ernst. Zijn taak als vader was volbracht. En in een totale ommekeer van sfeer voegde hij er met z'n kenmerkende binnensmonds gemonkel gniffelend aan toe dat 'z'n oudste dochter een goed lief bezorgen' niet tot zijn takenpakket, noch tot zijn kunnen behoorde. Daar zou ik dan toch ooit nog eens een keertje helemaal zélf voor moeten zorgen... Het doet me nog altijd glimlachen als ik aan dat gesprekje denk. Ook gisteren dus, daar in het donker in mijn bed.
En toen merkte ik, al even volledig verontrust en in paniek, dat de beeltenis van mijn vader de voorbije jaren blijkbaar langzaam aan het oplossen geweest is. Zijn net niet tastbare en zichtbare verschijning lijkt te vervagen. Het kost steeds meer moeite om hem nog duidelijk voor me te zien zonder een foto te raadplegen. En die foto's, die vele vele foto's... Geen van hen geeft weer wat ik denk en hoop te zien. Ik herken de man; de mens, die ik zo lang 'voke' en later 'va' noemde; die persoon waar ik in mijn leven af en toe ontzettend ruzie mee maakte maar die ik, in minstens recht evenredige grootte, ook wreed graag zag. Maar, er ontbreekt altijd iets, iets waar je nét je vinger niet op kunt leggen. Het gevoel klopt voor geen meter...
En toen wist ik het! Gisteren in de geborgen warmte van mijn knusse bed viel mijne frank. Alsof ze er op zaten te wachten, pasten plots allerlei inzichten, bedenkingen en emoties als ontelbare puzzelstukjes in elkaar en vormden zo één fonkelnieuwe en bijzonder aangename gedachte. Nu mijn vader zijn mens-zijn ontstegen is, is hij niet langer materie en iets tastbaars. Hij is puur gevoel geworden, zuivere emotie. En niet 'zomaar' gevoel of emotie. Nee, mijn vader werd een heel fijn gevoel, ééntje van warmte en veiligheid, van gekoesterd worden en gedragen. Een oprecht vreugdevolle emotie, boordevol leven, aanwezigheid en wijsheid, en beslist mijlenver weg van afscheid, dood en gemis. En in dat gevoel en die emotie blijft hij voor altijd met ons mee gaan. Ook vandaag dus, op z'n verjaardag, zo'n typische dag waarvan ik nog steeds niet goed weet wat er mee aan te vangen... 😉💗
(vertaling van de tekst op de foto: "Degenen van wie we houden, gaan niet weg. Ze lopen elke dag naast ons.")


woensdag 26 september 2018

Hommeltje geholpen.

De poesjes hapten met het bijhorende gesmikkel en gesmakkel hun ontbijt naar binnen. De drie visjes schrokten, zoals gewoonlijk elkaar de hele tijd uit de weg duwend, hun zeer begeerde vlokjes op. En terwijl de ketel het water voor mijn koffie naar het kookpunt bracht, zette ik ondanks de verrassend koud aanvoelende ochtend toch maar heel even het grote schuifraam open. Een beetje frisse lucht in huis, dat kan nooit kwaad, en daar wordt ge pas echt goed wakker van.
En net toen ik, rillend in m'n roze kamerjas en pyjama, terug richting keuken draaide, viel mijn oog op een klein beetje beweging op een blad van de hanggeranium vlak naast de poezenhor*. Wat in elkaar gedoken hield een kleine hommel zich krampachtig vast aan de rand van het blad. Een minuscuul bruin, bijna kleurloos, ooit schattig donzig bolleke, met een onverzorgd vachtje. Je kon zo zien dat het kleine beestje het lastig had.
Nu weet ik ook wel dat in het najaar alle hommels, behalve de jonge, nieuwe koningin, sterven, maar aangezien ik niet zo direct weet hoeveel verschil er tussen zo'n vorstin en haar onderdanen is -dat zal ik dus dringend eens moeten gaan bestuderen- nam ik geen enkel risico. In verschillende artikels had ik het afgelopen jaar gelezen dat je hommels en bijen die het om de één of andere reden lastig hebben -bijvoorbeeld in het voorjaar, als er nog te weinig bloemen zijn, of na een stevige storm- een groot plezier kan doen met een beetje suikerwater. Daar komen ze snel weer helemaal van op krachten. "Zelfs als dit hommeltje stervende zou zijn, dan mag het een 'zoete' dood zijn", dacht ik bij mezelf en haastte me naar de keuken. Binnen de minuut had ik alles bij elkaar: een beetje handwarm water, een mini schepje suiker, en m'n aller-, allerkleinste theelepeltje. Daarmee moest het lukken!

De hommel schrok zich -terecht, waar zat ik met m'n verstand?!- zowat een hartaanval, toen ik haar, zo nogal ineens, die voor haar meer dan huizenhoge en hemelsbrede lepel onder het hoofdje duwde. Van 't verschieten schoof ze met haar voorste pootjes in het vocht en deinsde dan zo goed en zo kwaad dat ging een stukje achteruit. Een grote druppel suikerwater viel van het lepeltje op het blad en trok een kleverig streepje vooraleer in het midden opgebold tot stilstand te komen en te blijven liggen. Vermoedelijk uit reflex, maar misschien omdat het toch aanlokkelijk rook of zo, poetste het kleine insect de nattigheid van d'r voorpootjes en... was duidelijk blij verrast met wat het proefde. Alsof er een knopje in dat minuscule kopje om ging: plots kwam er een pak meer leven in het pietepeuterig lijfje. Voorzichtig tastend en bedachtzaam onderzoekend volgde de hommel het suikerstreepje op het geraniumblad, onderweg al flink snoepend van de zoetigheid. Bij de druppel aangekomen liet ze alle terughoudendheid varen en likte ze gulzig haar buikje vol aan het suikerwater.
Misschien beeldde ik het me in, maar volgens mij kreeg het hommeltje langzaam weer een beetje kleur en ging ze er opnieuw wat donziger uit zien. Hoe het ook zij, de traktatie deed haar overduidelijk deugd, en daar was ik zelf natuurlijk ook dolblij mee. Nog heel even bleef de hommel op de geranium zitten. Ze poetste bijzonder uitgebreid al haar kleine zwarte pootjes en besteedde extra veel aandacht aan haar glanzende doorzichtige vleugeltjes. Een beetje later, opgewarmd door de eerste zonnestralen, koos ze het luchtruim en vloog zigzaggend de tuin in.

Ja, ik weet het, 'het is maar een hommel' zal je misschien zeggen, maar net zoals ik de enorme kruisspinnen met hun fenomenale spinnenwebben op mijn terras met veel plezier hun gang laat gaan, ze graag bewonder, van hun aanwezigheid geniet en ze af en toe zelfs aanmoedig, zo deed het me nu ontzettend deugd om dit beestje een handje -allé een lepeltje, hé- te helpen. Wie weet is het wel een hommelkoningin en keert ze volgende lente met haar volk terug naar de vele bloemen op mijn terras, waar ik dan ook weer volop van hun zotte vlucht en leuke gebrom zal genieten. Wie weet komt ze zelfs overwinteren in één van m'n insectenhotels, of tussen de speciaal daarvoor neergelegde hoopjes snoeiafval en blaadjes. Zolang ze maar niet in één van die webben vliegt, of door een hongerig meesje opgeschept wordt... 
Och, het is zo zalig, al dat kleine leven tussen m'n planten. Ik ben er dol op! En als hevige supporter en trouwe fan wil je daar gerust een keertje 20 minuutjes in kamerjas en met een lepeltje suikerwater voor op het terras staan bibberen, hoor. Met veel plezier zelfs! 😉


























*Bij mij vind je geen gewone vliegenramen, om insecten allerhande buiten te houden als de vensters open staan, maar wel speciaal door mezelf vervaardigde 'poezenhorren', met een gaas in metaal, en met openingen van ongeveer 1,5 cm², om mijn lieve schatten Poekie en Pompon veilig binnen te houden en ze toch volop van de frisse lucht en alle op de wind meedrijvende geuren te laten genieten. Er is zelfs volop interactie met de passerende, al dan niet bevriende, af en toe enigszins wilde katten uit de buurt. 😊

zondag 23 september 2018

Bijzonder concert, bijzondere ontmoeting, bijzondere dag.

In mijn hoofd zitten er wel 4 volledige nieuwe verhalen, zo goed als af, en klaar om neergeschreven te worden. Maar net dat laatste, dat neerschrijven, dat wilde de voorbije weken precies niet zo goed lukken... En zoals de situatie zich nu voordoet, zullen ze nog wat langer in m'n hoofd moeten blijven rondhangen, want een nog priller verhaal heeft even voorrang vandaag. Eigenlijk kan je nooit voorspellen waar en wat een dag je zal brengen, maar sommige dagen weten je werkelijk fenomenaal te verrassen. En niet alleen in gebeurtenissen, in 'evenementen', maar zeker ook in emotie, ontroering en reflectie...
Toen ik me gisterenochtend, nog in pyjama, met een zucht en een grote kop dampend hete koffie achter de computer zette in een zoveelste poging eindelijk weer eens wat losse woorden tot deftige zinnen en, wie weet, hopelijk, uiteindelijk weer eens tot een blogje om te bouwen, had ik in geen honderd jaar kunnen bedenken dat het zo een memorabel schone dag zou worden. Een dag, die me mooi, waardevol, zelfzeker, zelfs een beetje dynamisch en zonder twijfel authentiek, maar vooral heel erg geliefd, ongelofelijk verwend en intens gelukkig deed voelen. En het begon allemaal met een telefoontje van Flori.
Flori en Jan, twee geweldig zalige mensen, oorspronkelijk vrienden van mijn ouders, werden door de jaren minstens even goede vrienden voor mij, en ook, zoals ik ze graag met heel veel liefde noem, zo een beetje 'de harde kern van mijn fanclub'. Wij genieten op dezelfde intense manier van concerten en kunnen urenlang met veel deugd en wijsheid palaberen over de dingen des levens.
"Of ik vanavond eventueel vrij was?" vroeg Flori. En op mijn bevestigend antwoord nodigde hij mij uit om hem, in de plaats van behoorlijk zieke echtgenoot Jan, te vergezellen voor het openingsgala van het Antwerps Symfonie Orkest in de Koningin Elisabethzaal. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Ik vond het oprecht sneu voor Jan, ocharme, maar eigenlijk barstte ik bijna uit elkaar van geluk, en van dankbaarheid. Dat was dus meteen in de saccoche en afgesproken!
Op m'n paasbest -uiteraard netjes opgemaakt, zwarte paillettentuniek, klassieke lange broek met strakke vouw, zwierige koningsblauwe lange vest, bijpassende laarsjes en handtas, en in m'n hoog opgestoken haren een fraaie blauwe corsage met kleine pluimpjes- vertrok ik richting stad. Op nog geen honderd meter van m'n huis sprak een donkere man in een enorme glimmende slee me aan, zogezegd om me de weg te vragen, maar 't werd meteen overduidelijk dat hij eigenlijk wel wat anders wenste van, zoals hij het zei, zulk een 'adembenemende prachtige vrouw'. Wat een paar pluimen toch te weeg brengen, hé... Door zijn getalm en gezever moest ik nog een spurtje trekken om de tram te halen, maar de rit zelf werd heerlijk, omdat ik puffend neerplofte naast niemand minder dan mijn 'zo-blij-jou-te-zien' vrolijke bovenbuurvrouwtje. Heel fijn om zo eens heel onverwacht een boeiend persoonlijk gesprekje met haar te hebben, als waren we bijna vriendinnetjes. En na op het kleine stukje te voet nog een extra bewonderaar (hum) of vijf te hebben genoteerd, arriveerde ik aan de statige inkomhal van de majestueuze concertzaal.
En daar, naast de glazen deuren, daar stond Wim. We hebben het geteld, zijn vriendin Anja en ik, het was 18 jaar geleden dat wij elkaar voor het laatst zagen, maar toen speelde hij heel even een zeer speciale en meest cruciale rol in mijn leven. Wim was toen, in de tijd dat wij samen in het operakoor zongen, mijn -letterlijk en figuurlijk- bijzonder grote vriend. Door zijn toedoen, eigenlijk alles bij elkaar slechts één zin die hij me toen zei, voelde ik me emotioneel plots sterk genoeg op eindelijk uit dat toenmalig miserabel huwelijk te stappen en de sprong in het duister te wagen, een sprong naar wat 'weer leven' zou worden. Het moet nu, een volledige dag later, nog steeds verder tot me doordringen dat ik hem gisteren weer zag, kon aanraken, kon spreken... en vooral, dat ik hem even in persoon en met diepe dankbaarheid kon vertellen hoe intens belangrijk hij op mijn levenspad geweest was, ik dat moment zo lang geleden geleden al die jaren met liefde gekoesterd had en voor altijd als iets heel precieus in m'n hart zou bewaren.
En daar kwam Flori door de regen aangestapt, helemaal blij mij te zien.
De vernieuwde Elisabethzaal is werkelijk prachtig. Imposant en toch gezellig. Groots en toch verwelkomend. Ik genoot. Ik genoot van de architectuur, van de luxe, van de dames en heren die ook de moeite genomen hadden zich op te kleden, van het hartelijk begroeten van de zovele andere bekende gezichten,... Heerlijk, echt heeeeerlijk! 
En toen moest het concert nog beginnen!...
En dat concert, wauw! Van 't één kiekevel-moment in 't andere. 't Begon al met onze plaatsjes in de zaal: de aller-, allerverste zitjes vóóraan, dus eigenlijk nét niet achter het orkest. We keken ter hoogte van het slagwerk neer op het podium, en dat geeft je een totaal frisse en bijzonder boeiende kijk -toch eenmaal ik wat over m'n initiële hoogtevrees heen was- op het hele concertgebeuren daar beneden. Voor herhaling vatbaar zelfs.
Het programma zou je, absoluut zonder neerbuigend te willen zijn, wat populair kunnen noemen, met stukken als de 'Habanera' en 'Nessun dorma', maar zo live gebracht door een groot symfonisch orkest en met twee solisten van wereldformaat, is en blijft het muzikaal smullen, om duimen en vingers bij af te likken, echt. Sopraan Angela Gheorghiu, door recensenten uitgeroepen tot één van de grootste zangeressen aller tijden, stelde zeker niet teleur, in de verste verten niet, maar ik viel als een blok voor tenor Teodor Ilincãi. Zelden in m'n hele leven heeft iemand me zó weten 'grijpen' met z'n stem. Totaal weg van de wereld en alles om me heen was ik, overdonderd door de kracht en de pracht van zijn stem en de intens doorvoelde emotionele vertolkingen. Ik verdween zacht en zalig in de mij omgevende muziek, overgenomen door puur genieten, en moest mezelf er de hele tijd aan herinneren af en toe toch even adem te halen... Werkelijk subliem. Daar wil ik absoluut nog meer, nog véél meer, van horen. Jammer dat men van hem geen CD te koop aan bood, en Flori kocht een opname van de fantastische en duidelijk ook super sympathieke sopraan 
als souvenirtje voor zijn zieke geliefde Jan.
De staande ovatie, de op het podium geworpen regen van bloemen, het eindeloze applaus, de grappige selfies, de fantastisch mooie bisnummers -3 stuks!-, al het elegante en galante buigen en groeten -de beide solisten zwaaiden zelfs speciaal naar ons!-,... O, het was allemaal zo mooi, als een droomwereld, als mijn droomwereld... En voor één keer vond ik het niet erg dat ik niet daar vooraan kon staan. Ik was voldaan. Ik genoot. En dat was genoeg. 
Na nog even napraten met Flori bij een hoognodige frisse pint wachtte ik in gedachten verzonken op de tram huiswaarts, en overliep de aaneenschakeling van gebeurtenissen. Als Wim toen die woorden niet gesproken had... Als Jan niet ziek geworden was... Als ik de telefoon niet gehoord had... Als... Als... Als... Zoveel kleine momenten, zoveel ogenschijnlijk onbetekenende woorden of daden, vaak voorbij in slechts een paar seconden, maar van o zoveel invloed en betekenis. Mijn leven had net zo goed, al duizenden keren, een andere afslag, een andere richting kunnen nemen. Het had er volledig anders kunnen uit zien, maar al die momentjes brachten mij hiér, in dit nú. En dat is exact waar -en wie- ik hoor te zijn. 
Wauw, wat een buitengewoon exemplaar, deze dag uit mijn leven. Die had ik me dus 's morgens, zo nog in m'n pyjama met m'n koffie achter de computer, echt absoluut nooit kunnen bedenken. Zo een dag laat je nog maar eens onomstotelijk weten dat echt alles in je leven, goed of kwaad, met reden op je pad komt, al duurt het soms jaren voor je begrijpt waarom. En vandaag, daar moet je écht niet aan twijfelen, ben ik daar weer -nóg maar eens- bijzonder dankbaar voor. Ontzettend dankbaar voor zo'n bijzondere dag met zo'n bijzondere ontmoeting en zo'n bijzondere concert. ❤️

P.S. Op de foto hieronder, behalve ons uitzicht op het concert -even stiekem een fotootje geschoten- en de beide solisten, een leuke foto van mezelf en Wim, lang geleden in de opera. 😉


zondag 2 september 2018

Time out.

Het klokje onder de televisie wijst 1u45 aan. Voor de tweede nacht op rij zit ik suffend in de zetel en tracht m'n hoofd op de minst pijnlijke manier bovenop m'n nek te balanceren. Nog langer in m'n knusse warme bed blijven liggen was alweer geen optie meer. De afgeknelde zenuwen in m'n nek bezorgden me niet alleen nog maar eens stekende hoofdpijn; hoe ik ook draaide of keerde, welke houding ik ook bedacht of uitprobeerde, het gevoel van twee stevig aangedraaide bankvijzen, ééntje boven en ééntje onder m'n elleboog, in m'n rechterarm kreeg ik er ook dit keer niet mee gestild. Ondanks doodmoe en ontzettend slaperig zat er niks anders op dan me, dik met tegenzin, uit het comfortabele nest te wringen en m'n strafste pijnstiller op te snorren; om dan, gehuld in een troostend zacht dekentje en nog steeds op automatische piloot zoekend naar die éne hoofd-nek-rug-houding die mogelijk wat verlichting brengt, half indommelend, in het donker poezen knuffelend, af te wachten tot de medicatie tijdelijk net genoeg verlossing biedt. Och, ik ken het ondertussen al wel, hoor. Het gebeurt immers nog. Vooral als ik me weer eens met volle goesting -'álles geven!'- ergens in gestort heb. En het hoeft niet eens iets spectaculair te zijn. Ik ken op voorhand wat de gevolgen...
Officieel gaat het goed met m'n nek en rug. De neurochirurg noemt de problemen zelfs 'gestabiliseerd'. En dat zijn ze ook. Tenminste, zolang ik zo goed als niks doe... En dan bedoel ik ook letterlijk 'niks', volledig en totaal niks.
En afgelopen week... deed ik vanálles! Zondag een tripje naar een groot tuincentrum, m'n nieuwe visjes kopen en lekker slenteren tussen al de vele fraaie planten en het mooie tuinspul. Maandag en woensdag liep ik, telkens met een andere vriendin, kriskras door de oude stad en heel de Meir op en af, winkel in, winkel uit, koffietje drinken, lunchen. Dinsdag hing ik zowat de hele dag achter m'n computer dringende ontwerpen voor kerst in elkaar te prutsen, en ondertussen draaide de wasmachine op volle toeren. Donderdag moest het huis uitgebreid gepoetst, kregen alle planten, zowel binnen als buiten uitgebreid verzorging, en er werd wat verpot en geplant, geveegd en opgeruimd. Vrijdag was grote-boodschappen-dag: inkopen doen voor de hele komende maand. Weliswaar voor een keertje 
geweldig luxueus met de auto -waarvoor dank, lieve vriendin-, maar je sleept nog altijd al dat zware spul uit de kofferbak, de trap voor het gebouw op en het appartement binnen, hé... Vrijdagnamiddag, bij dat laatste toertje met de fiets -nog even snel een paar glutenvrije broden inslaan- liet m'n onderrug plots weten dat de emmer vol was. Van het ene moment in het andere werd zelfs normaal stappen een ware hel en raakte ik, fietsend met de snelheid van een slome slak, nog nauwelijks thuis. 'Time out!', schreeuwde m'n lijf luidkeels, en dat was dat. Afgelopen. Geen discussie mogelijk. Point final.
O ja, 'k heb geweldig genoten van al m'n 'evenementen' afgelopen week, zélfs van het poetsen, maar zeg nu eerlijk: zo'n ontzettend straffe of knotsgekke toeren kun je het toch echt niet noemen, en zo verschrikkelijk veel is dat alles bij elkaar nu precies ook weer niet, hé, toch zeker niet voor zeven hele dagen! Goh, waar is de tijd dat ik al deze dingen zo vanzelfsprekend vond, en vermoedelijk ook met gemak in maximum 48 uur samen propte?
Medisch gezien ben ik ondertussen al lang weer 'goed genoeg' bevonden om terug werk te zoeken, of toch alleszins een klein beetje dan. Maar hoe lang zou het duren voor m'n toestand weer razendsnel verslechterd, voor ik opnieuw regelrecht afsteven op de volgende zware operatie? Financieel gezien ben ik ondertussen zowat verplícht om hoogdringend werk te gaan zoeken, of toch minstens een klein beetje, want met m'n uitkering (waarvoor ik natuurlijk wél heel erg dankbaar ben, versta me vooral niet verkeerd!) lukt puur overleven nauwelijks. Maar ook dat solliciteren ligt niet voor de hand: m'n leeftijd werkt niet mee, m'n fysieke toestand uiteraard ook niet, m'n vele jaren ervaring blijken van weinig of geen tel, m'n kleurrijke en vrolijke verschijning past zelden in het plaatje, administratief werk voor 'één of twee dagen' is nagenoeg onvindbaar,... Pffft, wat een vicieuze cirkel. Het is een ware 'catch 22'.
Daarover zit ik dan allemaal wat slaperig na te denken, daar in de zetel 
in het flodderend gezelschap van m'n twee pluizige huisgenootjes, in het holst van de donkere nacht, m'n hoofd met gemillimeterde precisie balancerend, geduldig wachtend op de verdovende werking van de net ingenomen medicatie.
Maar misschien juist door dat pilleke, of door het wat suffe slaapkopke, ik weet het niet precies, verdwijnt het gepieker telkens langzaam op de achtergrond. Onverwacht genoot ik al twee nachten na elkaar een paar uur extra van die fantastische rust en vrede hier, zeker in die stille duisternis. Het felle maansikkeltje verlichtte exact één streepje woonkamer en achter de tuin twinkelen er altijd wel wat straatlampen. De filter van het aquarium murmelt zoals immer, zachtjes en onverstoorbaar, als ergens in de verte. De kalmte en harmonie van dat kleine stukje wereld om me heen sijpelen steeds weer tot m'n binnenste door, een zalige serene gemoedsrust daalt vertrouwd over me heen. En uiteindelijk, met de geknelde-zenuw-pijnen netjes verdoofd, slaap ik opnieuw, warm en geborgen tussen m'n vele knusse roze dekens en kussen, voor even zorgeloos, de slaap der onschuldigen. We zien wel wat er komt. En om dat allemaal weer aan te kunnen: voorlopig even niks en rusten. 'Time out'!... 😉




vrijdag 24 augustus 2018

Stilte. Hemelse stilte.

Heb je dat ook al eens voor gehad: tranen met tuiten huilen van pure opluchting en blijdschap? Wel, gisteren namiddag kon ik bijna niet meer ophouden met snikken... En uiteraard -wat had je gedacht- vertel ik graag hoe dat komt!
Toen ik, ondertussen al 4,5 jaar geleden, naar dit appartement verhuisde, maakte de rust hier mij absoluut zielsgelukkig. Na 7 jaar bijzonder zwaar te hebben afgezien onder het niet aflatende, nietsontziende en hemeltergende kabaal van m'n bovenburen op m'n vorige adres was de vaak oorverdovende stilte hier een ware lafenis voor zowel m'n ziel als m'n lijf. Eindelijk kon ik volop Leven, me weer mezelf voelen, creatief bezig zijn en genieten, en vooral: dat alles zonder 24 uur op 24 oordopjes in...
Het heeft zelfs een hele tijd geduurd voor ik er echt gewend aan was, aan zoveel sereniteit om me heen, alsof ik vreesde die gelukzaligheid elk moment weer te kunnen verliezen. Vermoedelijk hield ik aan die 7 jaar helse geluidsellende een klein beetje trauma over, want het idee alleen al, ooit nog eens opnieuw in zo een situatie te belanden, deed me nog regelmatig van angst in elkaar krimpen.
Maar alles ging goed. Er werd in het gebouw al eens met drilboren gewerkt, de liften schreeuwden wel eens om een stevige smeerbeurt, er waren al wel eens burenruzie's, of feestjes tot een gat in de nacht met veel te luide muziek, de hal aan mijn voordeur vulde zich wel eens met huilende baby's en blaffende honden... Kortom: zo van die dingen waar je ambetant van kunt zijn, maar die altijd wel voorbij gaan. Niets blijvend dus. 

Tot een klein half jaar geleden... Toen weerklonk er plots, van de ene moment op de andere, in al m'n kamers een zwaar gebrom. Het geluid liet zich nog niet eerder horen, en ik kon het ook niet direct thuisbrengen. Als een ware detective speurde ik het gebouw af en constateerde dat het continue zware brommen uit de stookkelder kwam. Bij navraag vertelde men dat er één zo goed als kapotte pomp op z'n hoogste toeren 24 uur op 24, 7 dagen op 7, moest draaien omdat anders zoveel verdiepingen geen warm water hadden. En ook nog dat er 'wisselstukken' besteld waren. Met die uitleg moest ik tevreden zijn en kon ik beschikken. Het gekende kluitje in het riet dus...
Goed, dingen kunnen stuk gaan, en dan moet je even geduld oefenen tot iets hersteld is. Heel normaal. Geen probleem. Maar dagen werden weken, en al gauw gingen er een paar maanden voorbij. En het irritant storende gebrom bleef onveranderd aanhouden. Telkens ik er naar vroeg werd ik met een smoesje wandelen gestuurd. Volgens de verantwoordelijke hoorde alleen ik het geluid, en toen ik ze in m'n huis naar het kabaal liet komen luisteren, probeerden ze me zelfs aan te praten dat ik het me verbeeldde. Al bij al was ik voor hen gewoon 'een ambetante zaagmadam'. Dat zeiden ze me trouwens ook vaak genoeg, zogezegd om te lachen...
't Is dat ik geen behangpapier in huis heb, anders had ik het gegarandeerd van pure frustratie allemaal van de muren geknauwd, geloof me. Niets is zo ergerlijk als een onophoudelijk monotoon zeurend gebrom over en door alles heen. Een ware marteling. Mijn viervoetige huisgenootjes, de twee katertjes, met een nog zoveel scherper gehoor dan het mijne, ontwikkelden van louter ellende redelijk bizarre gewoontes. Poekie, die grote slimmerik, kroop de hele dag, hoe heet het ook was, onder het dekbed en zoveel mogelijk extra dekentjes, of trok met z'n pootjes een kussen of twee over z'n oren. Grappig om zien, ja zeker, maar niet als je beseft dat jij oordopjes in kan doen, en hij niet... En Pompon, die liet met aanvallen van erbarmelijk, moederhart brekend gemauw overduidelijk weten dat het moest ophouden -en wel nú!- en plaste totaal over z'n toeren zowat het hele huis onder. 

Half juli belde ik met de syndicus. Ze wisten van het probleem en zodra het bouwverlof voorbij was, kwam de loodgieter. Beloofd. Nog twee weken zou ik nog wel uithouden, hé.
Bon, ge kent dat: die twee weken werden er dus uiteraard vier... maar twee weken geleden 
maandag viel het gebrom plots stil. En ik hield mijn adem in. Zou het echt zijn??? Dan eindelijk toch!? Ik durfde het niet geloven, maar blij als een kind op kerstavond volgde ik vanop afstand de werkzaamheden. Er werd inderdaad een pomp vervangen. Eéntje, om te testen... Iemand blij maken met een dooie mus heet dat, geloof ik... Toen men een paar uur later alles weer inschakelde, herbegon niet alleen het hinderlijke gebrom, het had op de koop toe het gezelschap gekregen van een opdringerige hoogst irriterende fluittoon!!! Om terstond koekeloerestiepelzot van te worden! En de loodgieter, die was natuurlijk al laaaaang weer vertrokken. Uitleg van de verantwoordelijke: "één pomp vervangen, de nieuwe tijdelijk geïnstalleerd, twee weken proeflopen en wat bijstellen en zo, en dan, indien oké en goedgekeurd, mogelijk(!) definitieve herstelling, over twee à drie weken of zo." Aaaaaaargh!!!... Mochten er diploma's voor zelfbeheersing uitgereikt worden, dan hing er ondertussen bij mij zo minstens ééntje aan de muur, en dan gegarandeerd met de 'allerhoogste onderscheiding, maxima cum laude'. Ge moogt er verdorie zeker van zijn!
Gisteren voormiddag hield het gebrom abrupt op en viel er opeens een vreemd aandoende stilte over het gebouw. Ik hield opnieuw even op met ademen. Zou het? Kon het?... Niks te zien en niks te horen qua werkzaamheden. Wat moest ik hier nu weer van denken?
De stem van de verantwoordelijke weerklonk in de hal en tegelijkertijd met mij grabbelde nog een dame hem over die pompen vast. (Aha! Ik was dus toch niet de enige!... Nee, hoor, héél het gebouw ging er blijkbaar onder gebukt!) Ja, de loodgieter had zich onverwacht vroeg gemeld en verving nu beide pompen. "Echt?" "Echt!" En het wás ook écht zo.

Vermoedelijk komen we nooit te weten waarom het simpele vervangen van twee versleten pompen een half jaar heeft moeten duren, en daar wou ik ook al lang niet meer over nadenken. De bijna onwennige rust van de namiddag bracht, met het wegvallen van een niet eerder opgemerkt ontzettend zwaar pak stress, een verrassend plotse en intense loomheid met zich mee. En van puur moeheid en oeverloos geluk stroomden de tranen. Zelfs de poezen konden het duidelijk amper geloven.
Het is weer stil, heerlijk stil. En da's toch ook weer even wennen. 'k Schrok er vannacht zelfs een paar keer wakker van! Om dan meteen, eventueel met toch nog een extra gelukstraantje, en met van puur genot een bijna wansmakelijk heerlijke glimlach op m'n zotte snuit, weer behaaglijk tevreden in te dommelen. 'Slapen als een (roze) roos', da's niet zo moeilijk in zo'n stilte, in die eens te meer wreed gewaardeerde en ontzettend gekoesterde zalige hemelse stilte. 💗

woensdag 22 augustus 2018

Schone schelpen.

Het begon allemaal heel erg lang geleden, toen ik als ukkiepukkie op het strand in Cadzand m'n eerste schelpjes in een emmertje deed. Schelpjes rapen op het strand is een specifieke bezigheid, een soort fase zeg maar, die de meeste mensen vanzelf ontgroeien -allé, dat vermoed ik toch- maar bij mij is dat dus nooit over gegaan, in tegendeel zelfs.
Het zoveelste emmertje vol ondefinieerbaar spul maakte plaats voor glazen bokalen met al wat meer uitgezochte exemplaren, en nog eens zoveel later werden de gekoesterde vondsten netjes geklasseerd, met zelfs naamkaartjes erbij, op watten en keukenpapier in platte kartonnen deksels en dozen, die op hun beurt allemaal een uitgemeten plekje kregen in een daar speciaal voor aangekochte grote houten koffer, mijn schelpenschatkist. Tenminste, dat geldt vooral voor de kleinere soorten, want de echt grote en zeker de unieke schelpen, die hebben altijd al uitgestald gestaan. Uiteraard om alle dagen hun schoonheid te bewonderen maar ook om ze wat makkelijker af en toe nog eens koesterend in de hand te kunnen nemen. Heel behoedzaam worden ze steeds netjes afgestoft en regelmatig, zeker als er iets nieuws bij komt, etaleer ik alles nog eens op een andere manier op de hoge ladenkast in m'n slaapkamer.
Ja, je kan echt wel zeggen dat ik ontzettend van schelpen hou. En al heb ik wel m'n favorieten natuurlijk, die liefde gaat uit naar echt àlle soorten. De plattere, in o zo veel vormen en maten, die altijd met z'n tweeën met een soort scharnier een huisje vormen, maar ook de vele diverse 'gedraaide', die van de slak- en kreeftachtigen. De halfgeknotte, de rechtsgestreepte, de zwakgeribde, de geknobbelde, de gedoornde... ik vind ze allemaal even fraai. De ruwe ribbels van sommigen, de grillige uitsteeksels van anderen, de elegante krullen, de eindeloze windingen, de sensuele gladde rondingen, het zacht glanzende paarlemoer, de decoratieve patronen, strepen en vlekken, de verrassende kleuren... De fantasie, creativiteit en vindingrijkheid van Moeder Natuur is werkelijk fenomenaal. En ik, ik vind het prachtig. Soms verwonder ik me gewoon alleen al over hoe ontzettend groot schelpen wel kunnen zijn, of hoe ietsiepietsie pietepeuterig prullerig klein... En zelfs hun namen zijn meestal geweldig leuk. Wenteltrapjes, zaagjes, nonnetjes, slijkgapers, kokkels, messchedes, tepelhorens, muiltjes, paardenzadels, pelikaansvoeten, boormossels, alikruiken... Alles samen maakt het die collectie schelpen tot een kostbare schat voor mij, met altijd weer reden tot bewondering en verwondering. Kijken, voelen, herontdekken, opzoeken... uren lang kan ik van die verzameling van genieten.

Door de jaren breidde de collectie stilletjes aan behoorlijk uit. Sowieso kom ik van elk bezocht strand wel weer met iets leuks, en uiteraard zelf van het zand opgepikt, in m'n zakken thuis. Maar de meest uitzonderlijke en zeker die prachtige exotische schelpen, de soorten die je ab-so-luut niet aan de Belgische of Nederlandse kust zult tegenkomen, of 't zou in een souvenirwinkeltje moeten zijn, die schitterende schoonheden vind ik -soms voelt het meer als 'red ik'- vooral in tweedehandswinkels en op rommelmarkten. En ondertussen weten de meeste van m'n goede vrienden ook van het bestaan van mijn verzameling, dus geregeld komt er nog wel eens iets, al dan niet 'van op vakantie', mijn richting uit. Super tof!
Op die manier hangt er trouwens aan de meeste van mijn zeejuweeltjes een klein verhaaltje vast: de al dan niet spannende of grappige story van hun herkomst. En dat maakt de verzameling als vanzelfsprekend extra leuk. De allergrootste schelp die ik bezit bijvoorbeeld, die diende oorspronkelijk, lang geleden, ergens in de jaren 70, als een soort plantenschaal. Zo heb ik ze ook gekregen: met plantjes er in. Een ander fraai en bijzonder gekoesterd kleinnood, een wondermooie zeeoor, lag vroeger bij grootva en grootmoe op het dressoir, en heel af en toe mochten wij als kind die, uitermate voorzichtig, op het angstvallige af, eens tegen ons oor houden om de zee te horen. Die hele stapel grote donkerbruine ultra platte en hoogglanzend schelpen kreeg ik van een toenmalige jonge vriend van m'n ouders omdat hij per ongeluk op één van m'n allermooiste exemplaren was gaan zitten, met alle gevolgen van dien. Enkele hele speciale zullen me voor altijd aan Roger herinneren, omdat hij er, totaal ongegeneerd -tot mijn grote gêne-, zeer ernstig en met vuur zwaar op af dong op één of andere rommelmarkt, en ik ze aldus voor een prikje te pakken kreeg. Allé, ik kan zo nog lang blijven vertellen, hoor, zoveel plezante herinneringen en associaties...
Afgelopen maandagavond, vlak voor de voorstelling van de opera Turandot die we in Kinepolis zouden gaan beluisteren en bekijken, stak vriend Jef me met een geamuseerde glimlach een klein geschenkje toe. In de stevige witte papieren servet zaten 2 grote wulkenschelpen gedraaid. "O, wauw" zei ik blij, en vervolgde met enig ongeloof omdat ik zelf op die uitgestrekte, bijzonder gladde stranden bij zijn appartement nooit iets interessants schelp-achtig zag liggen: "Heb je die in Oostende op het strand gevonden?!" "Maar nee, gij", antwoordde hij een beetje gespeeld laconiek, "dat was m'n avondeten gisteren!" En ik kwam bijna niet meer bij van 't lachen!... 
Maar 'k heb het geweten, hoor, dat ze 'vers' van gisteren waren...
Stinken! STINKEN!!! Dat het geen naam heeft! Nooit eerder meegemaakt. Weerzinwekkend afschuwelijk, zo een stank. Zelfs de poezen, die, gelokt door het ongekende nieuwe 'aroma', uiteraard
 meteen op m'n tas af stormden, vielen zo ongeveer ter plaatse van hunne sus! Kokend water, een javelbad, straf ontsmettingsmiddel, schrobben met tandpasta (schelpen-schoonmaak-tip van één of andere natuursite), kletsnat gespoten met Fébrèse... het mocht voorlopig allemaal niet baten. Als laatste redmiddel heb ik nu de natuur zelf ingeschakeld: de schelpen liggen in de aarde van een bloembak op het terras. Zo kunnen de kleine kriebelkrabbelknabbelkruipbeestjes en de andere buiten-elementen op 't gemakje hun opruimende en reinigende werk uitvoeren.
En als die twee keurig gekrulde slakkenhuizen over een tijdje eindelijk als 'schone' schelpen de collectie mogen komen vervoegen, kan ik, tussen alle andere herkomstverhaaltjes door, met gepaste dramatiek en binnenpretjes vermelden: "En die twee, die werden door Jef opgegeten!!!"😄