donderdag 1 november 2018

Griezelgedoe.

"Oké, wind, gij wint", zuchtte ik gelaten. Urenlang had ik, lekker knusjes tussen het roze beddengoed, vruchteloos getracht de slaap te vatten, maar dit was zo'n nacht waar menige afdeling 'geluidseffecten' makkelijk een stuk of dertien horrorfilms mee kon vullen. Het huiveringwekkende gepiep van een langst het raam wrijvende geraniumblaadje, het ijselijke gekras van boomtakken tegen raamkozijnen en muren, de occasionele onheilspellende bonk van een plotse onzachte botsing tussen hangmand en venster, het lugubere gerammel en jammerend geknars van het hangmanden-ophangsysteem met de metalen kettingen en grove haak, het spookachtige gezoef en gefluit van de zwaar over hun toeren draaiende, net niet opstijgende windmolentjes... In principe is alles wat op m'n terras staat en hangt bestand tegen een stevige windvlaag -die molentjes zijn trouwens zonder wind zoveel minder leuk, hé-, maar tegen al die op den duur behoorlijk angstaanjagende geluiden, voortkomend uit al het gewiebel en gezwaai in die stijve bries van die nacht, daar kon ík écht niet meer tegen. In mijn steeds meer doldraaiende fantasie zag ik al met veel gerinkel en glassplinters alom enkele van de enorme vensters sneuvelen, en grote potten en bakken vol stevige beplanting als lichte veertjes binnen- of wegvliegen. En wie weet wat er dan verder aan ongewenste en onaangename grimmigheden nog meer mee in m'n kamers of bed zouden belanden... 
Het was overduidelijk: als ik deze nacht nog een beetje wou pitten, en liefst nachtmerrie-vrij, dan moest er gehandeld worden. Niks aan te doen.
Heel voorzichtig kroop ik over Poekie heen. Poekie, die al die uren, lichtjes tot mijn afgunst, als een pluchen engeltje in m'n oksel heerlijk de slaap der onschuldigen en onwetenden had liggen weg snurken. Terwijl hij zich even wat verder uitstrekte, met zo plots een pak meer plaats én een extra warme plek, zocht ik in het pikkedonker m'n weg naar het terras. Slechts het flauwe schijnsel van de verre straatlantaarns flikkerde door de onheilspellend heen en weer graaiende takken van de kale skelet-achtige bomen en verlichtte m'n pad.
Met de wind viel duidelijk niet te praten, die ijzingwekkende nacht. Meteen bij het openen van het grote schuifraam naar het terras roeffelde hij furieus in m'n haren en rukte hij langst alle kanten verbeten aan m'n flapperende roze kamerjas en pyama. Het had wel iets avontuurlijks, iets opwindends ook, zo recht uit het warme nest, op m'n sokkenvoeten, volledig omgeven door een wat sinistere storm en een massa niet direct herkenbare spookachtige geluiden, een keertje in het duister tussen m'n potten en planten te laveren. Zo moet vliegen als een vleermuis in de nacht voelen, dacht ik nog.
Oké, even terug naar de job in kwestie: hoe gaan we dat hier aanpakken? Vier grote bolle hangmanden veilig ergens neerzetten op een toch al erg overvol terras, da's niet simpel. Vooral ook omdat ze, wegens sterk doorhangende geraniums, gegroeid naar het licht uiteraard, bijzonder zwaar overhellen naar één kant. De immer trouw tegenover de deur paraat staande bezem bleek een prima hulpmiddel om de ophangkettingen van de haak te flippen. Goeie ingeving van mij, al zeg ik het zelf. Als een expert van de hindernissenbaan bracht ik de eerste 2 loodzware manden met de lange, in de wind breed uitwaaierende plantenslierten, dan weer hoog over een struik tillend, dan weer gebukt onder wat takken door dragend, tot aan het brede bankje. En nadat ik eindelijk zo slim was m'n gezicht naar de windrichting te draaien -het werkt een stúk makkelijker zonder haar in je ogen en mond,- lukte het me om ze, elkaar in evenwicht houdend, op die kleine plek net stevig genoeg te balanceren.
Als een ware Indiana Jones soepel en vlotjes wild zweepslagzwiepende takken en grijpgrage struikenstekels ontduikend, verplaatste ik me gezwind over de hele lengte van het terras en redde onderweg links en rechts wat door baldadige rukwinden met omvallen of afknakken bedreigde planten. Uiteraard ken ik m'n terras en z'n layout ondertussen door en door, en als je lang genoeg in het donker rondloopt, passen je ogen zich langzaam aan en zie je na een tijdje een stuk meer, maar... blijkbaar toch niet genoeg, want... Aaaaauw! Potvernondemiljaaaaaaar! Mijn kleine teen, in die tegen niets beschermende sok, maakte keihard kennis met een stevige, plots van tussen de potten springende, meedogenloos onbuigzame sierkassei. Geen tijd voor eindeloze pijndansjes of overmatige griezelfilmsterfscenes. Er moesten nóg 2 hangmanden en een hele schare ander klein spul het leven gered en in veiligheid gebracht worden. Mand nummer 3 vond, super snel en praktisch, een knus uit de wind en half verborgen plekje op de rode emmer waar normaal gezien m'n snoeiafval in terecht komt. Dat was makkelijk! Te makkelijk?...
Jezus-Maria-Jozef, miljaaaaaardejuuu! Bij het zorgeloos onbedachtzaam omdraaien naar mand nummer vier trapte ik toch wel geweldig onhandig met m'n nog niet pijnlijke voet op die immer uitstekende, altijd in de weg zittende -ik had het kunnen weten dus- gekrulde voet van die elegante, maar o zo zware metalen platenstandaard. Wild molenwiekend m'n evenwicht bewarend belandde ik, gelukkig net niet al m'n gekoesterde groen verpletterend, toch half in de natte klauwen van het struikgewas. Takjes in m'n haar, blaadjes in m'n decolleté, modder in m'n sokken. M'n uiterlijk begon stilaan uitstekend bij deze griezelnacht te passen... En me dat bedenkend ging het binnensmonds gevloek volautomatisch over in een, mogelijk heksachtig aandoende, schaterlach. En de gore wind deed, met extra kracht m'n al totaal verwilderde haarbos recht omhoog de lucht in blazend, fanatiek loeiend mee. Voorzichtig schuifelend -2 pijnlijke voeten volstonden wel- zocht ik m'n weg terug naar binnen en gritste in 't voorbijkomen nog snel alle mogelijk kwetsbare molentjes mee. 
Wreed worstelend met die doldraaiende dingen bleef ik toch nog even op de mat voor het schuifraam in het dreigende duister midden in de onverbiddelijke stormwind staan. Daar zo, in m'n verwaaide nachtkleding en m'n puinhoopkapsel, voelde ik me heel eventjes weer als een kind: met m'n molentjes in de hand, zich van geen kwaad bewust vrolijk en kleurrijk tollend in die raadselachtige wind, was ik even angstig als gefascineerd, onverwacht nat en vuil, en behoorlijk zot geblazen, maar ook nog net niet klaar om dit ontzettend spannende, bijna filmische gebeuren los te laten en in te ruilen voor de warme veiligheid van die totaal tegenovergestelde wereld aan de andere kant van het grote schuifraam. 
Ja, wind, je hebt gewonnen, hoor, met al je lugubere 'gewind'. Je hebt me inderdaad een slapeloze nacht bezorgd én me op de koop toe uit m'n veilige knusse bed die koude naargeestige duisternis in gekregen. Maar nu de macabere horrorgeluiden tot zwijgen gebracht zijn en alle planten het leven gered, lig ik toch weer lekker terug naast Poekie, tussen de nog steeds zalig aanvoelende lakens en kussens, en bedenk me onheilspellend gniffelend, m'n gruwelijk ijzige handen wrijvend en met een mysterieuze glimlach op m'n bleke koude gelaat: "Geweldig! Meer dan genoeg griezelgedoe voor een licht huiveringwekkend Halloweenverhaaltje!..." 😀




Geen opmerkingen:

Een reactie posten