maandag 20 november 2017

De goeien ouwen tijd.

"Of ik dat vroeger ook gedaan had?" wilden de kinderen die voor de zoveelste hevige stortvlaag bij mij in het tramhokje kwamen schuilen weten. Ze droegen alle zeven inline skates, skeelers heet dat blijkbaar in het Nederlands. Allé, zo van die rolschaatsen met alle 4 wielen op één rij dus. "Ja, hoor" antwoordde ik, "maar wij hadden per voet 2 wielen naast elkaar vooraan en 2 wielen naast elkaar achteraan. Wat jullie nu dragen, dat bestond toen nog niet." Ze keken me een beetje met ongeloof aan. "Maar ons model is toch ook al heeeel oud!" zeiden ze, "onze papa reed daar al mee!" "En in de winter" vertelde ik verder, "dan schaatsten wij op de dichtgevroren vijver van het park. Dat kon en mocht toen nog." 'k Heb maar niet beschreven met wat voor schaatsen, want hun verbazing was al groot genoeg. "Echt of wá!?" viel er verbluft uit de open monden.
De oudste van het stel, een slungelige gast bijna even groot als ik, 13 jaar en nog niet droog achter z'n oren maar wel zelfverklaarde 'man van de wereld', stak de hele tijd absoluut niet onder stoelen of banken dat hij mij een 'wreed knappe madam' vond. Met veel zogezegd gezag maande hij zelfs de rest aan om vooral eens goed en van dichtbij naar mijn ogen te komen kijken, want dat had hij nog nooit van z'n leven gezien, zulke ongelooofelijke licht-blauw-grijze ogen.
Al snel bleek ik ouder dan hun moeder te zijn, zelfs bijna even oud als hun oma. En dat moet voor hen vooral qua uiterlijk een wereld van verschil betekend hebben want ze bléven er onder elkaar met totale verwondering over praten. Het enige meisje in het gezelschap, een bijzonder mooi kind met prachtige grote hazelnootkleurige ogen, ik schat haar een jaar of 7, schuifelde heel voorzichtig tot dicht bij me en fluisterde "Jij bent zeker een prinses, zo mooi." 'k Had nog juist de tijd om haar intens gelukkig te maken door haar breed glimlachend te verzekeren "dat ik haar minstens even mooi vond en dat zij dus zeker ook een prinses kon zijn", want daar kwam haar broer alweer aanstormen met z'n volgende vraag. "Of ik ook een man had?" wilde hij, stoere gast, weten, overduidelijk hengelend naar een mogelijke 'openstaande vacature'... Maar daar draaide de tram luid piepend om de hoek en verlegde aldus meteen -oef- alle aandacht. "Niet meer" beantwoordde ik de vraag nog voor mezelf terwijl we allemaal in het rijtuig stapten, "want dié, die vonden mij niét mooi genoeg..."
Een paar haltes verder namen ze afscheid van me als van een geliefd familielid dat op verre reis vertrok, mij en de tram enthousiast en uitgelaten nazwaaiend.

En zowel dat familiegevoel als die herinneringen aan lang vervlogen tijden pasten wonderwel bij de planning voor de rest van deze zondag! Ik was namelijk onderweg naar ons moe, om samen naar een theaterstuk te gaan kijken waarin een nichtje van mij -één van de zovele nichtjes, maar dit is een specialleke, ligt me nét dat ietsje nauwer aan het hart- meespeelt!
Het Wijnegemse Toneelgezelschap speelt in de theaterzaal van 't Gasthuis, dus op hetzelfde podium dat ik over een 4-tal weken ook weer onveilig maak met mijnen O.C.D. (Obsessive Christmas Disorder), de productie 'De Parochie van Miserie'. En naast de serieuze dialogen en monologen wordt er ook hier geweldig veel gelachen en bijzonder veel gezongen, maar zij staan met minstens ne man of 30 méér op de scene...
Nog voor het doven van de zaallichten werden we door foto's en filmpjes 
meegenomen naar het Antwerpen uit lang vervlogen tijden, zo ergens rond 1900 -ja, dus toch nog ietske verder dan míjn rol- en ijsschaatsende jeugdjaren, mocht u het zich afvragen- waar in het Sint-Andrieskwartier het doodgewone volk z'n dagelijkse strijd om te overleven voert. En dat gaat net zo goed met ne lach, ne zwans en een lied als met meer dan bloedige ernst.
Voor je 't weet leef je helemaal mee met de vele typische volksfiguren, gun je hen van harte een beter bestaan en zou je bijna in hun plaats die Franssprekende blaaskaken met hun chichi kakmadammen een 'peer oep hun bakkes' willen verkopen. Wat me naadloos bij een gegeven brengt waar ik toch erg lang, enigszins verontrustend lang zelfs, gefascineerd bij stil ben blijven staan: één schijthuis -mijn excuses voor m'n taalgebruik maar een beter woord bestaat er niet- voor 10 gezinnen... ik kon het bijna tot op de vierde rij ruiken!...
Reeds tijdens de pauze, bij de gratis koffie met geweldig lekker koffiekoekjes -wat een traktatie!- ontspon zich een bijzonder boeiend gesprek over o.a. hoe het toen, in die tijd, wel gestonken moest hebben, en over het 
in een zinken teil met bruine zeep schoon geschrobd worden en met ijskoud water afgespoeld. 's Zomers buiten, en 's winters voor de kachel. Dat heb ík zelfs nog gekend!
Bon, genoeg herinneringen opgehaald, terug naar het stuk. Te midden de vele volksmensen in hun wat grauwe eentonig kleding, gebracht door acteurs en actrices van heel diverse leeftijden en bijna even divers talent, wiebelt en waggelt er één ontzettend kleurrijk figuur over het toneel: Zatte Nel, met verve en meer dan geloofwaardig straalbezopen tot leven gebracht door mijn nicht Ilke. Ze had me vooraf verteld super zenuwachtig te zijn om zo op de scene te zingen met haar nicht 'de échte zangeres' in de zaal, maar 'k weet nog steeds niet waar dat voor nodig was, want ik vond het geweldig! Dat ze kon dansen, dat wist ik al -ze was jarenlang een kleine beroemdheid op de televisie. Echt waar!- maar verdorie, acteren en zingen kan ze dus ook prima. Aha, interessant, dacht de concertorganisator in mij,
 al weet ik nog niet waarvoor, dat schept mogelijkheden!... Ilke, hou je maar klaar, daar spreek ik je nog wel eens over. Wordt vervolgd!
Ik heb echt van de voorstelling genoten, oprecht hartelijk gelachen en -emotionele softy die ik ben- onverwacht intens meegeleefd met het lief en leed van de personages. Het super schattige piepkleine blonde meisje dat als ne grote elke tekst kende en uit volle borst alles meezong, de acteur-accordeonist die de volledig orkestpartij schitterend voor z'n rekening nam, de vele begeesterde jongeren, de gemoedelijke ouwe rotten... zo leuk allemaal. Vooral de zang met de hele groep vond ik indrukwekkend. Bijna beangstigend dreigend, en evenredig krachtig in overtuiging als in aantal in decibels! Amai, m'n oren. Cool! 
En misschien was niet alles in de hele voorstelling van het zelfde niveau, of even juist, of even sterk, of wat dan ook, dat voegde wat mij betreft alleen maar extra charme toe.
De ijskoude wind en de hagelvlagen tijdens het eerste stuk van m'n reis huiswaarts brachten me in gedachten terug naar lang vervlogen tijden, m'n eigen kinderjaren waarin de wereld nog zoveel vredevoller en simpeler leek, en elke winter vol sneeuw en ijs. En even later stond ik met de zotte strakke wind in m'n wild flapperende losse haren kinderlijk gelukkig omhoog kijken naar een paar stralende regenbogen. "Ge wordt oud, Stinnewis", zei ik met een zucht luidop tegen mezelf, "als er steeds vaker van die verhalen over 'vroeger' en 'toen ik jong was' uit je rollen..." Al bewees vandaag me toch ook maar weer mooi dat m'n gezicht alvast nog een paar decennia achter loopt en dus -hoera- nog lang niet in de goeien ouwen tijd thuishoort... ;-)





woensdag 15 november 2017

2 maal tranen.

Voor de tweede keer die ochtend biggelden er dikke tranen over m'n wangen, resoluut en niet te stoppen. Gelukkig dit maal niet van ellende of verdriet, maar van pure opluchting.
Geen 20 minuten eerder hadden de tranen ook niet tegen te houden en overvloedig gevloeid, en dat was van puur pijn, toen de dokter, zij het uiterst voorzichtig, het eerste plaatselijke-verdovingsspuitje in m'n nek prikte. Ik weet niet wat het is met dat spuitje. Zo venijnig en scherp dat het me, zonder fout elke keer weer, prompt dikke snottebellen laat snotteren en kwistig zwarte mascara-strepen op m'n snuit tekent. De verpleegster van dienst stopt me steevast direct een stevig pak tissues in de hand, maar omdat je op dat moment totaal niet meer mag bewegen drupte ik, kin op de borst, 
ook deze keer gelaten verder de voorkant van m'n tuniek en m'n keurig opgeplooide en netjes op m'n schoot neer gelegde vestje kletsnat.
Ik kon een verschrikte en harde 'auw!' echt niet onderdrukken toen de dokter z'n tweede naald in me stak. 'Oei', zei hij, 'doe ik u pijn? Dan zal ik u nog een extra verdoving bij geven!' 'Keurig stil blijven zitten en rustig ademen' droeg de verpleegster me de hele tijd op. Een beetje overbodig, want met de herinnering van m'n vorige bezoek daar in het operatiekwartier nog zeer vers in m'n geheugen durfde ik me sowieso amper bewegen...
Doch, na die tweede afgrijselijk scherpe prik verliep deze epidurale infiltratie bijna gedenkwaardig perfect. Zo mogelijk nóg voorzichtiger en alles dubbel controlerend ging de dokter uiterst zorgvuldig en intens rustig te werk. Uiteraard liet het toenemen van de druk tussen m'n wervels zich voelen, reageerden m'n armen heel even ijskoud op de ingespoten vloeistof en spoelde er een golf van kippenvel over m'n hele lijf, maar dat is volkomen normaal, absoluut niets om ongerust over te zijn of tranen om te laten. 
Voor ik het goed en wel besefte was deze beproeving alweer voorbij. 'Ge zijt bijzonder flink geweest' zei de dokter goedmoedig, zoals een lieve opa tot z'n favoriete kleinkind spreekt, en gaf me een heel voorzichtig schouderklopje. En geloof het of geloof het niet: ik verwachtte op dat moment écht dat hij me nog een kleurrijke lolly in de hand zou stoppen... 
Oprecht ontroerd bedankte ik hem uitgebreid en zowel hij als de aanwezige verpleegsters namen geïnteresseerd de flyers voor de komende kerstconcerten aan. (Ja, rond deze tijd van het jaar krijg je, zélfs onder dit soort omstandigheden, die dingen te pas en te onpas door mij in je hand gedrukt... Ik sleep ze dus tot in het operatiekwartier met me mee! hihi)
Eenmaal in de wachtkamer gerold barstte ik opnieuw in snikken uit, maar dit maal dus van de enorme opluchting die zich van me meester maakte. Als alles voorbij is besef je pas hoe vreselijk bang en gespannen je wel was... 
Grappend over de niet waterproof zijnde mascara -ik zou ondertussen, na 8 keer, toch al zoveel beter moeten weten, hé- en het muzikaal-ritmisch niet samenlopen van de 'piep' van de hartslagmeter en de 'bliep' van de zuurstofsaturatiemeter verbruikte ik giechelend menig papieren zakdoekje -of waren het van die stugge handdoekjes?- zodat, tegen de tijd dat men mij netjes ingestopt en keurig half rechtop in het kussen liggend, als een koningin op haar troon bijna, terug in de grote gemeenschappelijke kamer binnen rolde mijn glimlach, breed van oor tot oor, helemaal droog en ontdaan van elke fout makeup-veegje, opnieuw oogverblindend stralend de ruimte kon vullen.
'Kijk, moeder, het zal wel meevallen, zenne. Deze mevrouw lacht nog steeds!' zei de vrouw tegen de oudere, blijkbaar net toegekomen, patiënte in het bed naast me. En terwijl ik haar positief bevestigend -uiteraard- uitgebreid verder geruststelde met een vrolijke babbel voelde ik onder de deken m'n van twee soorten tranen doorweekte vestje en dacht ik met een ingehouden, oprecht onschuldig grinnikje: 'Ze moesten eens weten...' 😁

















maandag 6 november 2017

Kort geknipt!

Tijdens de zomervakanties van de eerste jaren van mijn lagere-schooltijd werd ons steevast -voor het gemak, zeker aan zee- een kort jongenskopke aangemeten, maar voor de rest heb ik altijd lang haar gehad, en dat hing zelden of nooit los. M'n lange lokken in twee staartjes met strikjes -zij die mij al langer kennen zullen dat beamen: die strikjes hoorden onlosmakelijk bij mij en m'n zussen- werden door de jaren één staart -uiteraard nog steeds met strik- om rond m'n achttiende in elkaar gevlochten tot een soort rozijnen-koffiekoek-met-ministrikje boven op m'n hoofd te belanden. En daar zijn ze gebleven, die haren van mij. Het type dot wisselde wel eens. Strak elk haartje op z'n plek, of sierlijk met feestelijke krullen, of kunstig ingevlochten, al dan niet aangevuld met 'valse' stukken en andere hulpmiddelen, als vanzelfsprekend ten allen tijde voorzien van een zeer stevige dosis haarlak om vooral niets, maar dan ook niets uit de band te laten springen, alles kon. Zolang het maar 'strak, hoog en bij elkaar' was. Kristina en haar dot, volgens mij is het voor de meeste van m'n vrienden en kennissen een meer dan vertrouwd beeld. Ik mag dan niet heel groot zijn en dus nergens bovenuit steken, door dat bolletje op m'n bolletje haalt iedereen me zonder probleem uit gelijk welke indrukwekkende massa!
Afgelopen 3, 4 decennia zag slecht bij hoge uitzondering eens iemand mijn haren los. De situatie of de persoon in kwestie moest al wel héél erg uitzonderlijk zijn vooraleer dat gebeurde...
Met de jaren komt de wijsheid -dat zeggen ze toch- en ging ik langzaamaan beseffen dat m'n eigenwijze haarstijl niet alleen deel uit maakte van mijn bijzonder herkenbare verschijning, van mijn 'imago' als je het zo wenst te noemen, maar nog zoveel meer een belangrijk stuk van mijn 'harnas' was. Zelfs voorzien van strikjes, lintjes, glitters, bloemen, vlinders en vogeltjes maakte m'n kapsel me een heel stuk 'strenger' en minder benaderbaar. En dat was na die vele jaren in gewelddadige relaties behoorlijk belangrijk. Samen met m'n 'veel-laagjes' kledingstijl -liefst ook nog zo vormeloos en lang als mogelijk- creëerde m'n strakke, harde en onaanraakbare haarstijl een beschermend omhulsel voor me, een zelf geconstrueerd, heel eigen pantser waarin ik me enigszins veilig kon voelen in die bedreigende wereld vol onbegrip, pijn en misbruik, in die maatschappij en tussen al die mensen waar ik -nog vaak eigenlijk- zo bitter weinig van snapte... Maar da's prima, zou ik zo denken, als je op die manier 'normaal' kan functioneren. We hebben immers allemaal zo wel ons ding om overeind te blijven, hé. Niet dan?!...
En toen, een klein jaar geleden, sloeg het noodlot toe. Allé, voor mij dan toch. Op een ochtend werd ik wakker in een bed volledig bezaaid met grote plukken haar. Mijn haar! Ongeveer de helft van de lengte was zonder enige aanwijsbare reden afgebroken. Zomaar, boem pats, ineens. Niet leuk, écht niet leuk, maar er schoot nog genoeg over om, mits de hulp van een paar 'donuts', nog steeds een keurige dot te kunnen fabriceren. 't Leven ging gewoon verder. Of misschien toch niet... M'n haar bleef afbreken en uit vallen, aan een schrikwekkend hoog tempo zelfs. Wassen boezemde me angst in, kammen en opsteken werden een ware nachtmerrie. En je kan je gerust nog jarenlang het hoofd breken over het waarom, dat helpt absoluut geen zier. Er moest gehandeld worden!
Maar 'k heb nog lang getwijfeld, hoor. Zo een drastische verandering na meer dan 30 jaar is ook niet niks, hé. Maar uiteindelijk stond het al van 't begin vast: er moest geknipt worden! Niks aan te doen.
En vandaag was de grote dag: Kristina zou voor het eerst in haar leven naar de kapper gaan. Gelukkig kwam vriendin Ingrid met me mee, voor de morele ondersteuning, want de zenuwen waren ook van de partij. Al bleek al gauw dat dat nergens voor nodig was. Een stel bijzonder lieve kapsters stelden me meteen gerust: slechts het onderste stuk van mijn haar moest er af en de rest, weliswaar erg dun, is gezond genoeg om mits een klein beetje ondersteuning zonder problemen opnieuw te groeien. En wat een verschil zo'n knipbeurt maakt! Oké, een dot maken zit er voorlopig niet in, daarvoor is er geen lengte meer, maar m'n haar ziet er wel weer levendig en gezond uit. En 't is nog net lang genoeg om al die honderden speldjes, bloemetjes, strikjes en vlindertjes niet voorgoed te moeten opbergen. Ik kan er zelfs nog een bijzonder schattig bol staartje mee maken. Hoera! En, er is nog meer! Terwijl de kapster vlak achter me druk in de weer was had ik niets anders te doen dan in die grote spiegel vlak voor me naar mezelf te kijken, en, heel speciaal, mezelf zo plots als voor het eerst écht te zien, met het meer dan bevrijdende beseft dat m'n strakke kapsel als bescherming reeds lang overbodig was!... En heel eerlijk: 't was me voor het eerst ook even heel duidelijk -doch 'gewoon', hoor, zonder stoefen of kapsones en zo- da'k eigenlijk toch inderdaad wel een wreed schone madam ben. Als ge zoiets van uw eigen moogt zeggen natuurlijk... 't Zijn die ogen, hé, 'k snap het. 
Ja, 'k ben oprecht super content met m'n geknipte haartjes. Een beetje als nieuw en toch ook weer niet. En 'k moest Ingrid beloven dat m'n haar vanaf nu veel vaker -of misschien wel altijd, we zullen zien- zalig los mag wapperen in de zotte wind. "Dot of geen dot, lang of kort haar, ge ziet er nog altijd als een diva uit!" voegde ze er lachend aan toe. En om dat nooit meer te vergeten heb ik die uitspraak dan ook maar niet uit dit verslagje geknipt. 😉






woensdag 1 november 2017

Klein horror-verhaaltje.

'k Weet dat ik het al zo vaak gezegd heb, maar ik ga het tóch nog eens moeten zeggen: ik kan toch echt nooit eens iets gelijk ne normale mens doen, hé!...
Vanwege m'n nieuwe nekproblemen -zelfde probleem als voorheen, maar één wervel hoger- mocht ik gisterenochtend op bezoek bij de sympathieke Dr. Lasters voor een mij hopelijk van pijn verlossende epidurale prik. Die dokter ken ik al behoorlijk goed, van al die zovele eerdere verdovende spuitjes die hij me reeds een paar jaar geleden mocht zetten. Een bijzonder vakkundige, hartelijke, zachtaardige opa met een oprechte interesse in z'n patiënten. Zo wist hij nog zeer goed dat ik zangers was en vroeg of er dit jaar ook weer van die leuke kerstconcerten kwamen. Fijn toch, niet dan?
Bon, de gang van zaken was me bekend: netjes op de rand van het bed zitten, keurig in 't midden tussen het röntgen-apparaat dat me altijd doet denken aan een reuzegrote koptelefoon, kin op de borst -allé ja, zover ik dat nog kan met al die reeds gefixeerde wervels- en dan graag volledig tot rust komen. De verpleegster plakt een bescherming, een soort operatiedoek, langst de rand van m'n t-shirt, veegt m'n weerbarstig nekhaar daadkrachtig in een mutsje en ontsmet m'n nek met iets dat fenomenaal koud aanvoelt. Ondertussen babbelt ze honderduit met mij over klassieke componisten, kwestie van de patient relaxed te houden, af en toe onderbroken door de dokter die nog een waslijst medische vragen heeft en ijverig de antwoorden in de computer tikt.
Het eerste spuitje, de verdoving vóór de eigenlijke infiltratie, da's de meest venijnige prik die je je kunt voorstellen. Elk haartje op je armen en benen staat er rechtop van en je voelt het nazinderen in elke vezel van je lijf. "Rustig blijven ademen" zei de verpleegster moederlijk...
Van de daaropvolgende prikken voelde ik, behalve het herhaaldelijk krachtige duwen van de dokter, al die zovele vorige keren erg weinig. Eerst een naald tot vlak naast de zenuw, dan het inspuiten van contrastvloeistof -effe checken of ze 't juiste plekje hebben, hé- en dan is het beetje bij beetje de beurt aan de eigenlijke verdovende stof, met eventueel een plots hittegevoel in een arm of in beide armen. Daarna mag je nog 30 minuutjes tot een uur rusten om de plaatselijke verdoving te laten wegebben, dan ben je klaar en mag je beschikken. 
Da's dus in regel de gewone gang van zaken. Zo gaat dat met 'normale' mensen...
En nu voelt u hem natuurlijk al komen: zo ging het dit maal dus niet met mij. Verre van. 
Bij het inspuiten van de lang werkende verdovingsvloeistof ging het mis. Meteen over de hele lengte twee ijskoude armen en handen, het gevoel alsof er mij iemand met een hamer een stevige klap op het achterhoofd gaf, en op de prikplaats: pijn. En dan bedoel ik: PIJN!!! Echt, met geen woorden te beschrijven schreeuwende pijn. Terwijl een vloedgolf aan tranen spontaan en onbeheerst over m'n wangen stroomde bleef de verpleegster me met aandrang aanmanen rustig te blijven en vooral niet te bewegen. Wat ik met een bijna bovenmenselijke zelfbeheersing -braaf als ik ben- ook keurig deed. Al was het maar om het afzien niet nóg erger te maken, hé...
De wondverzorging en de rest van den opkuis heb ik niet meer bewust meegemaakt. Ze hadden me nog net op tijd kunnen opvangen en me plat in m'n bed gelegd. Totaal over m'n toeren en verschrikkelijk huilend van ellende hield ik met twee handen m'n arme hoofd vast, want dat kon volgens mijn aanvoelen elk moment met een enorme knal uit elkaar spatten. Op mijn borstkas had zich niet minder dan een olifant of zo neergezet. Mijn keel werd als door een bankvijs toegeknepen en zwol helemaal op. Maar de verschrikkelijke benauwdheid die daaruit voortvloeide verdween in het niks bij de duizend messen die overduidelijk mijn hele rug aan flarden reten. 'k Was de dag al afschuwelijk mottig begonnen, door de pijnstillers die me de voorbije maand op de been moesten houden, dus durfde ik ondanks dat alles nauwelijks bewegen uit angst ook nog eens het hele operatiekwartier onder te kotsen...
Gelukkig -allé ja- was ik niet de eerste -en vermoedelijk ook niet de laatste- patiënt wiens lijf nogal vervelend reageerde op deze epidurale. Ze kenden dus de symptomen en wisten wat te doen. Terwijl m'n hartslag en ademhaling gemonitord werd legden hele zorgzame en echt super lieve verpleegsters me in alle kalmte aan een baxter met pijnstillers. Jawel: pijnstillers om de gevolgen van de pijnstiller te verhelpen. Zelfs in die toestand vond ik dat ronduit hilarisch! Echt. 
De chirurg kwam ook regelmatig even kijken, oprecht bezorgd en om eventueel wat bij te sturen. Zijn duidelijke uitleg stelde me enigszins gerust: omdat hij exact op die plek waar de discus al zwaar op m'n ruggenmerg duwt ook nog eens een stevige hoeveelheid vloeistof in moet spuiten was in mijn geval de druk op de zenuwen in m'n rug plots zodanig groot dat m'n hele lijf het er van uitschreeuwde en niet beter wist dan efkes het licht volledig uit te doen.
Het kostte me nog een tweede baxter en een paar ongemakkelijke uren verdwaasd, mottig en veel te plat in het ziekenhuisbed voor ik me heel langzaam weer een beetje mezelf begon te voelen. Ondertussen zag ik patiënten gaan en komen, zelden langer aanwezig dan een half uurtje. En zowel een stroom verplegend personeel als een aantal medepatiënten passeerden langs m'n bed om te checken of ik oké was. Alweer zoveel leuke mensen leren kennen en zoveel boeiende verhalen en belevenissen gehoord! Ja, zelfs zo totaal onverwacht een paar uur lang bewegingloos moeten platliggen in een gemeenschappelijke hospitaalzaal heeft zo zijn mooie kanten... En dat meen ik, hoor.
Nog een hete kop thee met veel suiker en een koekje later verlangde ik zodanig naar m'n eigen bed dat ik toch maar heel voorzichtig huiswaarts geschuifeld ben. Ja, te voet, en met de tram. En daarom ook met dikke dikke tranen. Nee, niet meer echt van pijn, al was die er uiteraard ook nog, maar wel van verdriet. De hele dag lang had ik dames ouder dan mijn moeder om me heen gezien, allemaal stuk voor stuk begeleid door hun partner. En toen de bezorgde verpleegsters me vroegen of ik door iemand opgehaald werd kon ik niet anders dan afschuwelijk emotioneel vertellen over die laatste epidurale, een dikke 5 jaar geleden, toen mijn vader nog met me meegegaan was en me ook weer veilig thuis gebracht had...
Na een ontzettend lange nacht vol oeverloos verdriet, ongemak en pijn -te warm, te koud; in het bed, uit het bed; in de zetel, uit de zetel; licht aan, licht uit; de poezen raakten er helemaal de kluts van kwijt- ben ik, zo stijf als een heksenbezemsteel en over alle nog steeds aanwezige pijn heen, toch de Allerheiligen-mis gaan zingen. En het was mooi, intens mooi. De teksten van de priester, de liederen van het koor en omringt zijn door zoveel lieve mensen, het bracht emotionele rust. En -g
eloof me, ik kijk er zelf ook nog altijd van op- zelfs onder dit soort omstandigheden zing ik alsof er niks aan de hand is. Volgens ons moe vandaag zo mogelijk nóg beter dan anders. Komt dà tegen! Maar, alle gekheid op een stokje, het heeft me diep deugd gedaan. En die borrel bij de koffie achteraf, die had ik àbsoluut verdiend.
De weg naar beterschap gaat duidelijk niet echt over rozen, maar het komt helemaal goed, maak je maar geen zorgen. En positief en optimistisch als ik ben zag ik heel die griezeldag meteen als een kado: intens voelen dat je leeft, weten dat echt elke dag telt, en voor de rest met elke vezel in je lijf en uit volle borst zingen zolang het nog kan! Het zal wel zijn, verdorie!
En uiteraaaaard, wat had je gedacht, lag ik gisteren in het ziekenhuis al na te denken over het heerlijke horror-verhaal dat ik -o de ironie, o de zaligheid- juist gepast voor Halloween kon neerschrijven!... Wat zou je in 's hemelsnaam nog meer willen!? Gewéldig, toch! hihihi 😉