dinsdag 28 februari 2017

Valentijns-invalide.

Valentijnsdag. Hoe schrijf je daar wat over dat het lezen waard is, als wat er op die dag gevierd wordt geen reëel deel van je leven uit maakt? Wat heb ik voor zinnigs te vertellen over 'De Liefde'?  Ik, de Valentijns-invalide, al vele jaren alleen en relatieloos na een stel waardeloze huwelijken met foute mannen...
Daar moest ik toch eens diep over nadenken, want als je niet oppast glijdt je al snel af naar een ellenlange klacht over pijnlijk gebroken harten, diepe relatielittekens en het huidige 'grote gemis', en daar zit niemand op te wachten. En breek me de bek niet open over al diene flauwen schijnheiligen truut dat 'liefde overal en in alles is' en je ook 'iedereen om je heen die je graag heeft' moet meetellen, want, al klopt dat misschien inderdaad allemaal wel, het ontbreken van 'armen om je heen' is er niet mee opgelost.
Door een weekend vol gepieker gevolgd door een ongemakkelijke maandag de 13e daalde m'n humeur over al dat Valentijnsgedoe dan ook ver beneden het vriespunt en liep ik op de 14e wat slechtgezind in mezelf te brommen dat het allemaal commerce is, en dat ge elkaar verdorie elke dag, elke minuut en elke seconde graag moet zien. De hartvormige dozen pralines, peperdure rode rozen met lange stelen, teddyberen 'made in China', nutteloze prullen en overbodige huiskamerornamenten met 'I 💗 You'... Allemaal 'brol in pakskes' ja, dat vond ik er van. 'k Heb meer speelgoedbeesten dan ik ooit knuffelen kan. Ik trakteer mezelf bijna elke week op een mooi boeket en erg vaak zijn dat prachtige roze -uiteraard- rozen. Een goestingske in chocola of pralines? Dan koop ik die zelf wel, exact diegene die ik het allerlekkerste vind, en ook nog eens op gelijk welk tijdstip in het jaar. Klaar. Totaal niets met liefde te maken, als ge 't mij vraagt.
Dinsdag 14 februari 2017 startte dus voor mij nog steeds inspiratieloos en met een stevig 'groempf'-gevoel. Facebook liep over van de liefdesverklaringen, gelukkige-koppel-foto's, kant-en-klare citaten en voorspelbare grapjes. En zij die op deze dag uit de (love-)boot vielen, stuurden halsstarrig -je kan het ook als 'moedig' bekijken natuurlijk- 'alleen is zoveel beter' berichten de wereld in, al was het maar om er zichzelf van te overtuigen...
Terwijl ik zuchtend in de spiegel staarde tijdens het tandenpoetsen liep Poekie met z'n staart in een vrolijke krul nonchalant de badkamer binnen om tevreden knorrend uitgebreid tegen mijn blote been te komen staan leunen. Zijn motto is simpel: zolang ze nog thuis is plak ik tegen haar aan. Ja, Poekie ziet mij graag, heel erg graag. Tussen z'n broer Pompon en mij is het vaak een beetje éénrichtingsverkeer -van mij naar hem- wat dat betreft, maar nu wou ook hij duidelijk niet achter blijven en kwam, met z'n mooie witte-sokken pootjes netjes naast elkaar, oprecht geïnteresseerd op de lavabo zitten kijken naar het haar-opsteken en make-up-aanbrengen, en met kopjes tegen m'n hand elke keer ze bij hem in de buurt passeerde. Hartverwarmend. Ik voelde een glimlach groeien op m'n gezicht. 
Van op de salontafel geurde het zelf gekochte fraaie boeket roze rozen me heerlijk tegemoet, schoonheid in al z'n eenvoud én grootsheid waar ik intens van geniet. En weer groeide de glimlach een beetje.
Onderweg naar m'n werk werd ik verblijd door een kleurrijke ochtendlucht vol vrolijk vogelgezang en wat schuchtere zonnestraaltjes. Een heerlijk lentegevoel maakte zich van me meester en de glimlach werd nog breder.
De bijzondere babbels met de gezellige collega's en hun blijken van waardering voor zowel m'n werk als m'n aanwezigheid verwarmden m'n hart. Nog een paar verrassende ontmoetingen, wat vriendinnenknuffels en enkele bijzonder fijne telefoontjes en berichtjes later voelde ik me warempel oprecht geliefd! Echt waar. En als je dan met een schitterende brede lach je dag verder zet, dan gaat ook de hele wereld om je heen als vanzelf stralen. Plots zag ik overal weer zoveel moois. Mijn hart bloeide er helemaal open van.
Maar hola! Wacht eens eventjes... 
Dan moet ik mezelf hier toch wel even terug fluiten, hé: liefde is dus wél in alles en overal, en al die mensen om me heen die oprecht om me geven, dat maakt ook echt wel een verschil! Vermoedelijk onder invloed van het 'gemis' liep ik stomweg een maf toertje rond in m'n emoties!...
Ik mag dan op relationeel vlak absoluut een soort Valentijns-invalide zijn, mijn leven is zeker en vast niet liefdeloos, in 't tegendeel zelfs, maar soms vergeet ik dat wel eens, zeker als dat gebrek aan 'armen om me heen' het voortouw neemt... Zo'n blokje rond in donkere gedachten helpt me gelukkig steeds weer opnieuw in 'Liefde' geloven, en niet alleen in 'alles en overal' maar werkelijk in àl z'n vormen, als je begrijpt wat ik bedoel... 
Wat er ook nog op m'n pad komt, één ding staat vast, zonder enige twijfel: binnenin deze Valentijns-invalide met -en ondanks- al haar vele letterlijke en figuurlijke littekens klopt nog steeds een innig warm en wijd open hart! 😘

2017 = 50 + 1.

Ze zeggen dat wijsheid maar met de jaren komt, en sinds ik vorig jaar begin februari een halve eeuw oud -of jong, als je wil- werd ben ik inderdaad een opvallend pak wijzer geworden, al zeg ik het zelf. 
Vanuit al die nieuwe wijsheid maakte ik vlak voor het begin van deze maand, in de aanloop naar m'n verjaardag van dit jaar, het misschien wat gekke, doch weloverwogen besluit om niet meer te verjaren. Mijn teller blijft bij deze tot het eind mijner dagen op 50 staan.
"O nee, ge gaat toch nog wel blijven ademen, hé," reageerden een aantal vrienden en collega's verschrikt op mijn mededeling. "Niet doodgaan, hoor, we hebben u nog nodig en zouden u veel te hard missen!" Maar ze moeten niet bang zijn want als het uitsluitend aan mij ligt dan loop ik echt nog wel een behoorlijk tijdje rond op deze blauwe planeet. 'k Heb nog veel te veel te zingen en te schrijven, nog zoveel om te bewonderen en me over te verwonderen, nog zoveel mensen te ontmoeten, nog zoveel te leren, mee te maken en te beleven, nog zoveel lief te hebben en nog zoveel liefde te ontvangen... Simpelweg: nog zoveel leven in mij en nog zoveel (om voor) te leven. 
50 vind ik gewoon juist goed, juist gepast, juist genoeg en een mooi getal.
Een beetje een gulden middenweg. Niet jong en dwaas meer, een stuk of wat illusies armer, een pak trauma's rijker, heel wat realistischer en dus ook zoveel wijzer. Maar toch ook nog niet oud en versleten, niet doelloos ronddraaiend in zich eindeloos herhalende dagen en vastgeroeste gewoonten, beperkt door leeftijdsgebonden lichamelijke of psychische mankementen, zonder spannende vooruitzichten of energie voor nieuwe projecten... Maar op die manier oud-zijn wens ik sowieso niemand toe. Dus ook mezelf niet. 
Hopelijk gaat mijn lichtje niet alleen uit op bijzonder hoge leeftijd, maar liefst ook nog steeds 'in het vuur van de strijd', creatief, scheppend en vol verwondering bezig, zoals in elke andere seconde van al mijn dagen... Dat zullen we moeten afwachten, hé, maar ondertussen zit mijn hoofd nog steeds meer dan boordevol fantastische plannen, al dan niet realistische projecten, traumaoverstijgende belevenissen en kleine stille gelukswensen.
Kalenders -jaren, maanden, dagen tellend en daardoor ook hoe oud je bent- het zijn uitvindingen van de mensheid door de eeuwen heen, om vat te krijgen op 'tijd', zoals we dat zijn gaan noemen, iets dat eigenlijk ongrijpbaar is. 
Want wat is leeftijd uiteindelijk, behalve een getal? Ik ken jongeren die in absoluut alles, lijf en geest, ronduit afgeleefd en oud zijn. Maar mijn kennissenkring kent net zo goed mensen op gevorderde leeftijd met de energie en uitstraling van een frisse twintiger. Je bent echt maar zo oud of jong als je je voelt -en misschien ook zoals je je gedraagt- naar mijn bescheiden mening...
Mijn besluit staat dus vast: vanaf dit jaar ben en blijf ik 50 jaar jong, en tel daarbij m'n jaren ervaring. 2017 is dus gelijk aan 50 plus 1!
Of zelfs 50 + 1 + 26, want eigenlijk wordt je élke dag een beetje ouder, niet?! Daarom plan ik m'n verjaardag, oeps, ik bedoel m'n 'ervaring' natuurlijk, iédere dag te vieren in het vreugdevol delen, het eindeloze genieten en het intens beleven van al die onnoemelijk vele -vaak hele kleine- dingen die het leven tot een ongelofelijk boeiende reis maken. 
Door een onverwacht stralende lentezon, die heel even de donkere wolken en de stromende regen- en hagelbuien doorboort daarbuiten, meer dan ooit beseffend dat je slechts in dit eigenste moment leeft, maak ik er een punt van om dan ook élke moment, positief of negatief, ten volle te leven en te be-leven, en zo mijn leven -en 'Het Leven'- in al z'n glorie heel bewust te vieren. :-)


maandag 13 februari 2017

Maandag de 13de...

Vrijdag de 13de is een dag waar voor bijna iedereen wel wat bijgeloof aan vast hangt. Sommigen gaan met het dekbed over hun hoofd bang liggen afwachten tot de dag hopelijk zonder vreselijkheden voorbij getrokken is, en anderen zijn er rotsvast van overtuigd dat dit het ideale moment is om bijvoorbeeld de grote pot van de Lotto te winnen.
Wel, voor mij is vrijdag de 13de nooit echt speciaal. Als hij z'n onheil over me uitstort, dan is daar meteen het weekend om er van te bekomen. En mocht ik ooit wat met de kansspelen winnen heb ik meteen 2 dagen om het te vieren. 
Mààndag de 13de, da's voor mij heel andere koek! Als het fout gaat is meteen m'n week op 't verkeerde been begonnen en als er wat te vieren valt is het weekend nog pijnlijk veraf.
En dat het vandààg de 13de was én mààndag, ik heb het verdorie geweten.
Uiteraard pikt die eerste werkdag van de week sowieso altijd wel een beetje, maar als je op de koop toe verschrikkelijk geslapen hebt -pijn in je rug, draaien en keren, nachtmerries- dan is er eigenlijk al helemaal geen beginnen aan. 
Eindelijk toch aangekleed geraakt spurtte ik met een vijftal minuutjes vertraging de deur uit, om -hoera, hoera- net op tijd op de juiste tram te kunnen springen... die natuurlijk stam-pen-de vol zat. De rit richting stad verliep extra traag omdat er bij elke halte eindeloos gewacht moest worden tot iedereen begrepen had dat de deuren eerst nog dicht moesten... Uiteraard zag ik daardoor 2 bussen en een tram, die me één halte extra hadden kunnen meenemen, vlak voor m'n neus weg rijden, en, verlaat als ik al was, mocht ik die laatste halve kilometer dus in recordtempo te voet afleggen. 
Bij aankomst bleek m'n receptie reeds overgenomen door het gerief en de mannen van de brandbeveiliging, druk bezig -het is ook wel belangrijk natuurlijk- met een uitgebreide inspectie der installatie in al de gebouwen, hoofdkwartier waaruit gewerkt werd: mijnen bureau. En de hele dag verschrikkelijk schril gepiep bij het testen en afstellen van het meldingssysteem.
'k Weet niet hoe het kwam, maar overal verspreid op de vloer voor de balie lag, als een spoor van Hansje en Grietje, allerlei post afkomstig uit onze brievenbus.
Door vrijdagnamiddagvergetelheid van één m'n collega's moest ik voor verschillende zaken meteen een paar razendsnelle inhaalmanoeuvres maken -erg lastig als je bij elke beweging rekening moet houden met al die extra's in je ruimte- om deze week zoals het hoort en keurig georganiseerd te starten. 
De collega's waren trouwens dun bezaaid, want ééntje ging een paar daagjes skiën en de andere, net terug aan het werk na 2 weken goed ziek, vertrok vervroegd terug naar huis met opnieuw hoge koorts. En 'k had ocharme niet eens tijd voor een paar babbel- en troostminuutjes...
Zoals elke maandag staat ondertussen de telefoon roodgloeiend voor boekingen van zalen en catering, en als vanzelfsprekend meteen ook voor een pak wijzigingen. Wreed plezant als de computer dan elk half uur wil 'herstarten' en het boekingsprogramma maandagochtendkuren heeft...
De postbode bracht onze briefwisseling, netjes op tijd, heel gewoon, maar in een onderaan volledig opengescheurde postzak: 'k mocht dus nogmaals breed over de receptie uitgestrooide post van de grond oprapen. 
Ondertussen lopen er -dat is volstrekt normaal- mensen in en uit om allerlei info en vooral ook de weg naar hun vergadering of opleiding te vragen. En naar de mutualiteiten uiteraaaaard, die zich vlak tegenover mijn receptie bevinden. Of naar de apotheek, die zich één deur verder ophoudt. 
Ook heel gewoon aan elke dag zijn de ongelofelijk inventieve verhalen -af en toe hartverscheurend, vaak zuiver praktisch, altijd vol beloftes en met fantastische verklaringen- waarmee men zich een zeer gegeerd plaatsje op de parking, en daarvoor dus ook de code van den bareel, wil bemachtigen, met, u raad het al, steevast de ondertussen bijna vertrouwde daarop volgend colère en dreigementen omdat ik me niet (meer) laat vermurwen, met niets.
Vandaag ook opvallend veel personen die absoluut àl hun geduld met mij kwijt raakten omdat ik hen niet kon helpen bij hun vragen naar reeds lang afgelopen meetings of mij totaal ongekende organisaties, en omdat ik hen vriendelijk moest mededelen dat de door hen gewenste dienst pas in de nàmiddag open zou zijn, ze zich spijtig genoeg niet op het juiste adres bevonden, of, aan de telefoon, dat het door hen gedraaide nummer vermoedelijk in gesprek was... 
Ondertussen kwam ook de glazenwasser nog even langs, die alvast nù zowat àlle sleutels uit m'n kastje -ook die van de kelder?- nodig had voor mórgen... 
De organisatie die het auditorium vanaf 14u gehuurd had haalden me om 12u45 zeer hoog dringend uit m'n middagpauze... voor de sleutel van de vestiaire. Ze maakten me bijna m'n persoonlijke loper afhandig!
Alsof dat alles op één dag nog niet volstond deed ook mijn lichaam absoluut niet mee vandaag. Tussen al de rest door mocht ik een keer of 8 -gisteren iets volledig fout gegeten, denk ik- met bijzonder hoge spoed het toilet opzoeken. En ik moet het je vermoedelijk niet vertellen dat dat geen sinecure is als je receptie vol volk staat, het toilet zich verderop in de hal bevindt en op de afstand van punt A naar punt B je minstens 4 deuren met verschillende sleutels moet openen en/of op slot doen... Ja, als je deze maandag vanuit dít oogpunt bekijkt had ik een werkelijk een ongelofelijk 'spetterende' dag... gniffel gniffel
Oooooo, mijn geluk kon echt niet op toen het eeeeeindelijk tijd was om naar huis te mogen vertrekken. Maar u weet vast al wat er komt: krom van de buikpijn en scheel van de honger mocht ik, gesandwiched tussen de ontelbare andere reizigers op het metroperron, nog eerst 45 minuten op een tram wachten. Stroompanne. En dan, als god-zij-dank, heel het tramnet weer op gang komt, zit je, hoe kan het ook anders, vast in een eindeloze file van stapvoets rijdende voertuigen, met als vanzelfsprekend natuurlijk slechts ééntje met het voor mij juiste nummer, en, wat had je gedacht: zowat het hele perron moest ook juist dié tram hebben...
Toen ik volledig gaar de hoek om slofte en 'mijn' flatgebouw zag glimlachte ik moe maar gelukkig: "Thuis!" M'n appartement was gevuld met de heerlijke bloemengeur van de prachtige hyacinten, de zotte poezen verwelkomden uitgelaten blij, het vertrouwde toilet: vlakbij en sleutelloos, m'n eten en drinken gebruiksklaar in de koelkast en zo dadelijk wacht me m'n warme knusse bed met fris gewassen lakens. Buiten trekt langzaam de volle maan -totaal over het hoofd gezien- met al z'n krachten en invloeden weg. Alles is weer rust en stilte. 
Het grote geluk zit in hele kleine dingen. En om dat nog eens echt overduidelijk te ervaren passeert er af en toe zo een dag als deze maandag de 13de. ;-)



zaterdag 11 februari 2017

Warme winters.

"Allé vooruit, ze gaat de vuilniszak weer buiten zetten, zenne!" Dat zegt de echtgenoot van mijn vriendin altijd als ze haar winterjas aantrekt om het huis te verlaten. Gelukkig heeft deze vriendin een uitstekend gevoel voor humor, want als ze haar jas aantrekt gaat ze zeker niet altijd naar buiten met het vuilnis. Nee, haar halve trouwboek lacht met hoe haar wat rondere lichaam in haar warme winterjas er uit ziet. Een mat glanzend zwarte, met horizontale banen en op de koop toe lekker gewatteerde jas... En toen ze het geheel even voor me showde kon ik niet ontkennen dat er inderdaad enige gelijkenis is. We hebben er samen hartelijk om gelachen. Vooral omdat ik me er helemaal in kan vinden, in het vreemde zelfs lachwekkende effect van sommige winterjassen.
Jarenlang, zowat m'n hele volwassen leven, droeg ik uitsluitend zwierige zwarte enkellange, echte wollen -en daardoor meestal ook behoorlijk zware- wintermantels. Zeer elegant en stijlvol, naar gelang het model ook erg 'Mary Poppins', zeker met een hoedje en paraplu erbij, sowieso altijd opgefleurd met een mooie kleurrijke warme sjaal en bijpassende handschoenen. En... elke winter weer stond ik in die jas -fabuleus gracieus- over m'n hele lijf geweldig bibberend en werkelijk tot op het bot door en door koud op tram en bus te wachten. Een échte wòllen jas, klinkt fantastisch, en warm, dat wel, maar een ijzig snijdende noordenwind blaast z'n vrieskou er zonder enige moeite los doorheen, geloof me.
Een extra onderlijfke, een tweede dikke trui of vest, ik loste het probleem zo goed en zo kwaad als mogelijk op, maar rillen deed ik, niks aan te doen.
Afgelopen herfst was het weer eens tijd voor nieuwe winterjas. De wol-kwaliteit van tegenwoordig is niet meer zoals in grootmoeders tijd, toen je met één jas nog je hele leven deed. Dus om de 2, 3 jaar start ik de steeds moeilijker wordende zoektocht. 't Is ook totaal niet trendy meer, hé, zo'n jas... Ja, een échte kwaliteitsvolle lange mantel is te vinden, hoor, zeker buiten het doorsnee modecircuit, in de betere, tijdloze en stijlvolle zaken bijvoorbeeld, maar daar shoppen ligt spijtig genoeg absoluut niet in mijn beperkt winterjasbudget. 
Voor het eerst in m'n leven waagde ik me daarom aan een -online bestelde- enkellange zwarte nylon jas, van onder tot boven gewatteerd en met een eindeloze rits, ook van onder tot boven, en, hoe super was dat: voor een ronduit belachelijke prijs. Mijn moeder vond hem schitterend, dus het was een blijvertje. Ik zelf had -en heb- er nog steeds een beetje mijn twijfels over... 
Elke keer, ik zweer het je: zonder fout élke keer, ik me weer volledig voorover buig om die ellenlange rits toe te zippen, een rits die ook nog eens steevast -nondedoemme, nondedoemme, dedju dedju toch, miljaaaaar- op minstens één plek klem komt te zitten met de voering -uiteraaard vooral als je al wat laat bent- bedenk ik me met een ietwat groene grimlach: "Allé vooruit, 'k zal mijne slaapzak maar weer eens aantrekken!..." 
Goed trouwens dat de rits ook van onder naar boven wat open kan, anders zou ik met van die piepkleine geisha-wiebel-pasjes naar de tramhalte moeten sprinten, als een soort wandelende worst op pootjes. 'k Geef toe dat het inderdaad een grappig beeld is. 
Soms voelt het alsof ik me, voor het naar buitengaan in de ijzige kou, even snel van kop tot teen in een stevig dekbed rolde, en met die, nog steeds erg kleurrijke, dikke sjaals er bovenop zie ik af en toe niet eens meer waar ik loop. Als al die bedekking trouwens hoog genoeg over neus en oren zit zie je vermoedelijk ook niet veel meer van mij, nog juist een dot, al dan niet extra versierd met een bloem, en misschien ook nog een stel ogen, veronderstel ik... 
Maaaaar... hoe belachelijk ik ook denk er uit te zien, het moet gezegd dat ik deze winter, hoe hard het ook vroor en hoe lang er ook op dat regelmatig onbetrouwbare openbaar vervoer gewacht moest worden, nog niet één moment stond te bibberen! Het is voorwaar een winterwonder. Bijna dagelijks verbaas ik me er over hoe warm deze ontzettend lichte jas me wel houdt. Hij is zodanig winddicht, waterafstotend en deskundig geïsoleerd dat ik er af en toe zelfs in loop te zweten!
Afgelopen tijd bekeek ik in de meer dan overvolle trams elke ochtend alle andere winterjassen om me heen en kwam tot de hilarische constatatie dat we, zo dicht op elkaar gepakt en met allemaal hoofdzakelijk zo'n dik gewatteerd omhulsel aan, eigenlijk met z'n allen één grote airbag creëren. En heel even zag ik ons allemaal, bij een mogelijk ongeval, als een grote strandbal totaal pijnvrij gezellig door het tramvoertuig in het rond botsen.
Wel, misschien boeten we een heel stuk aan stijl, elegantie en zwierigheid in, misschien zien we er uit als wandelende vuilniszakken, dichtgeritste slaapzaken, ingesnoerd dekbedden, opgeblazen luchtmatrassen of worsten op pootjes, het maakt niet uit. Laat het maar vriezen dat het kraakt en laat de sneeuw maar vallen: wij beleven uitsluitend nog wàrme winters! :-)

zondag 5 februari 2017

De gevallen diva.

Nooit gedacht da'k nog eens zou schrijven over de gevaren bij het opluisteren van missen... O ja, ik zing wel eens vaker vanop een hoogzaal in bedenkelijke staat. Zo ééntje dat wat schuin omlaag helt, alsof het elk moment de diepte in kan storten. Of ééntje waarvan het hout een wijd verspreid kantpatroon van gaatjes vertoond, gevolg van vraatzuchtige houtwormen. Of veel vaker voorkomend -en gelukkig een stuk minder beangstigend, maar toch...- hoogzalen die aan alle kanten piepend en krakend meedeinen op het ritme van de muziek, zeker als de organist vol enthousiasme even àlles uit het orgel haalt. Daar stel je je als zangeres -met hoogtevrees- noodgedwongen een beetje op in, het went en je staat er op den duur niet echt meer bij stil. Door de jaren heen werden dit soort situaties dan ook eerder grappig dan onheilspellend.
Soms is de weg naar het hoogzaal trouwens nog het meest angstaanjagend. De eindeloos lange, minuscuul smalle wenteltrapjes met krakende treden, gemaakt uit hout waar de tijd hier en daar wat stukken uit hapte, waarin je hak komt vast te zitten of je dreigt doorheen te zakken. Of de stenen torentrapjes, zodanig uitgesleten dat ze eigenlijk meer een spekgladde schuifaf omlaag vormen dan een deftige trap omhoog. En als er al eens een mogelijke leuning is, in de vorm van een dik grof loshangend touw bijvoorbeeld, dan heb je daar weinig of geen houvast -en al zeker geen steun- aan, geloof me. Meestal is die vaak onmenselijk smalle koker waarlangs je je dan, gepakt en gezakt, in mijn geval ook steevast op hoge hakken en in lange rokken, langzaam met het nodige gepuf en gesteun naar omhoog wringt op de koop toe verschrikkelijk smerig. Elke keer weer veeg ik met m'n lange jassen en jurken het stof, vuil en spinnenwebben van jaaaaaren bij elkaar. Soms vraag ik me giechelend af of men daar misschien stiekem rekening mee houdt als ze mij vragen om te zingen... 
Vandaag, op een pas hersteld bakstenen en betonnen hoogzaal, onder een pas hersteld betonnen plafond, met een pas hersteld en dus terug bijzonder robuust Klais-orgel, misten we absoluut niets aan stevigheid. En, daar ook het trapje, zij het met wat rare oneven treden, in beton gegoten is, en zelfs een -heel eigenwijs en vindingrijk uit plastieken waterleidingsbuizen gefabriceerde, geïmproviseerde slappe leuning heeft, moest daar eveneens voor geen instorten gevreesd worden. Met overtuiging marcheerde ik aldus gezwind en onbevreesd door de kerk en langst de wentelende treden omhoog, en met lichte haast ook, want mijn start die ochtend -en daardoor ook mijn aankomst- had een beetje vertraging opgelopen. 
Bovenaan de trap in de stikdonkere houten doorgang, dwars door de grote orgelkast, met aan elke zijde een deurtje tegen de immer felle ijskoude tocht: een gesmoorde gil, een luide bons, een half ingehouden vloek, een gevallen diva. Niet door haast, niet door onoplettendheid of door verstrooidheid, maar domweg door de meedogenloze duisternis miste ik dat éne piepkleine allerlaatste afstapje... en maakte met die onverwachte glissando op een zeer onaangename manier kennis met de niet meegevende hardhouten vloer.
Kort samengevat, ik deed m'n achternaam 'eer' aan: Kristina Meganck, die ging 'mé' ne 'ganck'... hihihi

Snipverkouden organist Peter Maus, die al de hele tijd stevig wat wind door de pijpen zat te blazen, hield gealarmeerd door de vreemde geluiden midden in een groots akkoord op met spelen. Nog voor ik overeind kon krabbelen hoorde ik hem over het hoogzaal in mijn richting rennen en slechts enkele seconden later rukte hij met een verschrikte gezicht het houten deurtje open. Wreed bezorgd, om mij, de verongelukte sopraan, uiteraard, maar toch zeker en vast ook over alle eventuele schade die de gekoesterde en net herstelde orgelkast mogelijk opgelopen kon hebben door zo'n zwaar neerstortende diva... 
Het viel niet mee om, bibberend op m'n benen van 't verschieten, mezelf van de koude planken op en bij elkaar te rapen en genoeg concentratie terug te vinden om al die geliefde, geweldig mooie doch ook zware werken naar behoren en zonder muzikale uitschuivers te zingen. Maar blijkbaar brengt pijn een soort ongeëvenaarde strijdvaardigheid in mij naar boven, want zo mogelijk nog meer dan anders dansten de noten krachtig en zuiver uit me, prachtig begeleid en stevig ondersteund door de virtuoze vingers en vederlichte voeten op de vele klavieren. "Der Engel" zweefde op zonlichte vleugels langs de glasramen, "Gebet" en "Ave Maria" klonken innig warm en oprecht, "Hör mein Bitten" droeg dramatisch en melodieus z'n passionele boodschap uit, de misdelen van Langlais schalden als ware strijdliederen door de immense ruimte, en tot slot, als overheerlijke kers op de taart, een meer dan jubelend "Zueignung". 
Bij deze is het dus nog maar eens bewezen: wiebelende orgelbankjes, dikke snottebellen en stapels zakdoeken op en naast klavieren, domme tuimelingen, geschaafde handen, pijnlijke rug en elastieken bibberbenen... wat de omstandigheden ook zijn, niets houdt ons tegen om, zoals vanochtend, steeds weer een sterk staaltje muzikaal kunnen en prachtig samenspel neer te zetten. Ondanks of dankzij, kies zelf maar.
De vele aanwezigen hebben er absoluut met volle teugen van genoten -dat kwamen ze me bij de 'koffie' achteraf toch allemaal vertellen- maar volgens mij valt hun genoegen in het niets bij de verrukkelijke hoeveelheid deugd die Peter en ik er zelf aan beleefden. Waar een gevallen diva al niet goed voor is, hé... ;-)