maandag 20 juni 2016

Regen-depressie-alternatief.

"O, hoe verschrikkelijk! He-le-maaaaal tot aan de auto sprinten door die vreselijke regen! O neeeee, ik ga nat worden... Eikes!" 
Opgegeven er nog iets op te antwoorden trok ik met enige moeite een meelevend gezicht en aanhoorde met een ingehouden zucht van achter m'n balie deze zich eindeloos herhalende klacht. "Ze zouden eens een weekje in míjn schoenen moeten staan, al die in-droge-warme-auto's-rijdende verwende nesten," grommelde ik een beetje slechtgezind in mezelf, "ik mag er straks weer te voet door, door die eeuwige zondvloed, en zal dus nóg maar eens tot op het bot doorweekt zijn voor ik goed en wel thuis ben geraakt met die overvolle aangedampte en naar natte hond stinkende bus en tram." 
De zoveelste totaal verzopen dag op rij in combinatie met een behoorlijk saaie shift van meer dan 10 uur -door te worstelen in één ononderbroken zitting- liet afgelopen donderdag zélfs op het humeur van zo'n doorwinterde optimist als mezelf zijn sporen na, vrees ik...
Bij mijn vertrek, alsof ze speciaal op me gewacht hadden daarboven, openden zich nog een paar hemelsluizen extra, maar de frisse zuurstofrijke buitenlucht deed me goed. Begeleid door het vrolijke tokkelliedje van de neerslag op het bontgekleurde regenscherm boven m'n hoofd slalomde ik tussen en sprong ik over de vele plassen, tijdens die manoeuvres scherp oplettend niet per ongeluk één van de talrijke overstekende slakken te verpletteren. En zo borrelde al hinkstapspringend m'n zonnige humeur en meteen ook m'n kinderlijke verwondering terug naar boven.
Eén straatje verder stond die reusachtige lindeboom weer uitermate gul en feestelijk in bloei.* Z'n overweldigende zalig zoete aroma kwam me al van ver tegemoet en bleef als een hemels parfum om me heen hangen de verdere weg huiswaarts. Heeeeerrrrrlijk!
Met een reusachtige omweg langst de supermarkt -regen of geen regen, de poesjes moeten ook eten- zette ik m'n reis te voet verder, en, goedgezind, nog met de lindebloesemgeuren in m'n neus en omdat ik toch al doorweekt was, genoot ik van de wandeling langst de vele bloemenvoortuintjes. De bekoorlijke geurigheid, nog versterkt door de frisse regendouches, van jasmijn, liguster, kamperfoelie, allerlei verschillende soorten rozen en zoveel meer fraais dreven verrukkelijk door de natte straten voor me uit.
Op het speel- en wandelterrein tussen de flatgebouwen, elegant wuivend in de wind, stonden de gras- en bloeiende onkruidsoorten minstens een meter hoog. Het hoofd van de buurvrouw, die naar me zwaaide terwijl ze haar hondje uit liet, stak maar juist boven het weelderig begroeide heuveltje uit. 
Nog even twijfelde ik om m'n tas en boodschappenzakje neer te zetten en me languit in die groene overdadigheid neer te vlijen, en geen 'sneeuw'- maar een 'gras'-engel te maken! Spijtig genoeg had ik daar op dat moment nét niet genoeg lef voor... 
Begrijp me vooral niet verkeerd, die onophoudelijk neerkletterende bakken regen werken ook op mijn systeem, hoor. Een stevige portie zonneschijn zou mij en m'n slechts zielig bloeiende terrastuin absoluut deugd doen. 
Ik minimaliseer ook zeker de wateroverlastellende niet en leef oprecht mee met eenieder die dik in de penarie zit door die niets ontziende stortbuien. Ondergelopen kelders en weggespoelde eigendommen, verzopen gewassen en rottende oogst, ongevallen en verkeerschaos... 't Is beslist niet leuk en al helemaal niet om mee te lachen. Je zou van minder neerslachtig worden...
Maar voortdurend gezaag en onuitputtelijk geklaag over dat verschrikkelijke hondenweer heeft nog nooit één enkele regenbui, zélfs niet eens één druppel, weerhouden neer te vallen. Je mag me gerust een dwaas noemen, of -al dan niet prettig- gestoord, maar ik geloof dat als je er in slaagt om dàt besef tot je te laten doordringen, je open ruimte creëert waarin optimisme en positiviteit toch minstens een kans krijgen en voor je 't weet ziet jouw natte grijze-wolken-wereld er dan misschien een stukje rooskleuriger uit. Ik geef het je gewoon maar even mee, hé, als een mogelijk regen-depressie-alternatief... ;-)
*lees ook het blogje 'Lindeboombloesem'

zaterdag 11 juni 2016

Shaken, not stirred.

Dat al m'n wervels, van boven tot beneden, van geen beste kwaliteit zijn, dat weet ik ondertussen al geruime tijd. Dat daardoor onnodig zware inspanningen en schokken allerhande best vermeden worden, dat is me ook bekend. En dat met hotsende botsende rammelbussen meerijden daarom eigenlijk al vele jaren geen goed idee meer is, ook daarvan ben ik me terdege bewust.
Maar zonder openbaar vervoer raak ik niet op m'n werk, dus 'verdraag' ik dagelijks 2 busritten van elk een klein half uurtje, waarbij ik vermoedelijk af en toe bijzonder vreemde, misschien zelfs grappige, snuiten trek als er weer eens met een knal een hoge stoep of met een boenk een diepe put 'meegenomen' wordt... Auw. Er zijn dagen dat ik uitgeput bij de receptie aan kom omdat de inspanning van de rit m'n rug nét dat ietsje te veel was, maar over het algemeen klaag ik niet, hoor. Het is te doen. Tot gisteren...
De chauffeur aan het stuur van mijn bus 32 had absoluut geen kaas gegeten van autorijden, laat staan busrijden. Alsof hij nog ergens op een lege supermarktparking voor het eerst leerde schakelen, gas geven en remmen -ge kent dat typische 'geschok' wel- reed hij de héle afstand, meer dan 30 minuten lang, in korte zeer venijnige snokken, de passagiers vooruit, achteruit en van links naar rechts als lappenpoppen door elkaar schuddend. Het was ver-schrik-ke-lijk. Echt, horror. Ik zag oudere personen los van hun zitje knallen, mensen konden zich amper staande houden, bagage kletterde door de ruimte... Als ingrediënten voor een cocktail in een reuzenshaker!
Halverwege die duivelse rit werd de pijn in mijn nek zo allesoverheersend dat paniek me overmande maar van afstappen en de volgende bus nemen was geen sprake: dan kwam ik te laat op m'n werk.
(Wel een beetje bedenkelijk trouwens: dat ik het welzijn van m'n eigen lijf en leden blijkbaar zonder nadenken ondergeschikt maak aan plichtbewust zijn, discipline en mogelijke noden van anderen... Maar da's voor een andere keer.)
Netjes op tijd, weliswaar met pijn in hoofd, schouders en linkerarm maar wel weer helemaal kalm, begon ik moedig en zonder veel tralala aan m'n shift, om na een tijdje toch te constateren dat ik, steeds erger, volledig weg draaide elke keer ik m'n hoofd voorover boog om te schrijven of te typen. Resultaat: na nog wat getwijfel en een paar gesprekjes met verschillende verantwoordelijken, in de auto met vriendin Ingrid, als in een déjà vu, nog maar eens op een vrijdagavond naar de spoed. Al was het maar om niet totaal ongerust aan m'n weekend te moeten beginnen.
De erg vriendelijke en bijzonder charmante spoedarts voerde alle gangbare neurologische, kracht- en bewegingstests met me uit. Afgezien van de pijn bij het op m'n nekwervels duwen -en hij blééf duwen uiteraard- stelde hij gelukkig niets stuk of abnormaal vast. Door de vele, zeer hevige en kort op elkaar volgende snokken waren het 'slechts' m'n spieren, die zich, ter bescherming van m'n wervelkolom, zodanig strak aangespannen hadden dat ze al die pijn, uitstralingen, tintelingen en zelfs het 'uitgaan van m'n licht' veroorzaakten.
Wreed stijf in nek en schouders een weekendje pijnstillers en spierontspanners slikken en platte rust. De was en de plas hier in mijn rommelkot zal dus alwéér wat langer moeten blijven liggen... En maandag 'gewoon' opnieuw naar het werk. Met de bus uiteraard.
Of ik op al die pillen misschien ook nog een trappist mocht drinken, ter ontspanning, vroeg ik giechelend aan de apotheker. "Schitterend idee", vond ze, "zolang je maar niet overdrijft, geen 3, hé", knipoogde ze er achteraan.
Dus ik bekijk het maar weer langst de zonnige kant: met speciale dank aan De Lijn en de knappe spoedarts heb ik dit weekend de officiële toestemming, zwart op wit op papier zelfs, om hier in huis de boel de boel te laten en lekker lui languit op de zetel of in bed door te brengen, zo gewenst zélfs met een lekker biertje er bij, en gelukkig ook met de geruststelling dat er niks 'stuk' is.
Er zijn ergere dingen in de wereld, hé. hihi ;-)


woensdag 8 juni 2016

Pompon, relaxatie-expert.

De broeierige hitte in de slaapkamer hing als een uitgewrongen dweil loodzwaar over me heen. De klamme lakens plakten irritant ongemakkelijk aan m'n bezwete huid. Moe van de voorbije dag en overal om me heen rust en vrede, maar de slaap, die wou niet komen. In m'n hoofd was het allesbehalve stil. Duizenden gedachten schreeuwden wild door elkaar heen, draaiend en kolkend als in een soort duivelse hutsepot. Opnieuw sloegen de emoties en de eenzaamheid hard toe. Maar die ene traan, tergend traag over m'n wang naar beneden biggelend, volstond wel, vond ik. Actie, en wel nu.
Licht aan, bed uit, toerke rond de tafel, iets ijskastkoud drinken, het benauwde lijf even afspoelen met wat lauw water, een fris washandje over m'n gezicht, eens goed flapperen met alle beddengoed, lakens-dekbed-sprei netjes strak opgeplooid en uit de weg aan het voeteneind, nog even stevig alle hoofdkussen tot zalig dik en fluffy op schudden, en klaar.
Nadat ik me met een diepe zucht terug languit neergeploft had voor poging nummer 2 en trachtte me te ontspannen, sprong, heel behoedzaam en met enige terughoudendheid, knuffelpoes Pompon bij me op het bed.
Even voorzichtig checken of er eventueel wat aandacht te halen viel, nu er toch niet geslapen werd. Ik ken die vragende blik op dat schattige onschuldige snoetje ondertussen maar al te goed...
Zachte pluizige Pompon liet zich niet alleen de strelingen en het gekroel welgevallen, hij genoot duidelijk ook met volle teugen van de ongekend formidabele, immens uitgestrekte vlakte van de matras-in-super-strak-hoeslaken-en-verder-niks. Vo-lle-dig uitgestrekt, maximaal, zowel in de lengte als in de breedte, in die bijna vloeibare toestand zoals alleen een voor 200% volledig ontspannen katachtige waar maakt, sloot meneerke Pompon genoeglijk z'n pientere oogjes en het opgetogen gesnor maakte langzaamaan plaats voor een tevreden zacht gesnurk.
Katten leven echt in het 'nu', en het was alsof hij bij me was komen liggen om me het goede voorbeeld nog eens te geven: laat al die turbulentie in je hoofd en je leven nu maar los, en geniet van de fijne kant van dit eigenste moment.
Volledig relaxed, helemaal klaar voor Klaas Vaak, schoot ik vertederd -toch handig, hé, zo'n smartphone- nog snel, stiekem en heel stilletjes, een hartveroverend lief fotootje van die snoezig slapende kleine held van me.
'O, verdoemme, het licht is nog aan!' flitste er door m'n hoofd. Maar met het zorgeloze 'Foert, kan me niet schelen, ik beweeg zelfs geen millimeter meer...', viel ik, met zijn fluweelzachte pootje warm in mijn hand en een gelukzalige glimlach op m'n gezicht, eindelijk ook in een diepe deugddoende slaap. :-)



maandag 6 juni 2016

Weekendje terug in de tijd.

Met half toegeknepen ogen tuur ik naar het vandaag veel te felle computerscherm. M'n kijkers zijn nog moe van die op de maat van de muziek flitsende en veelkleurig flikkerende discotheekverlichting bij de fuif afgelopen zaterdagavond. Ook m'n pijnlijke oren moeten er duidelijk nog van bekomen, want dat enorme decibelgehalte, het hoort er natuurlijk bij.
Normaal gezien is zoiets niks voor mij, zelfs vroeger, lang geleden toen ik nog jong was, niet, maar voor een lieve jarige vriendin wil je al eens een uitzondering maken, hé.
"Allé, gij weet alweer waarover te schrijven", zei één van de echtgenoten uit het gezelschap achteraf, en dat klopt, veel meer dan hij zich had kunnen bedenken. Afgelopen weekend maakte ik immers een tijdreis, 30 jaar terug, naar die periode van m'n leven waarin de toekomst nog volledig open lag en absoluut àlles nog mogelijk leek in die beloftevolle wereld. De tijd dat ik nog bloedmooi was en het ideale slanke lijf had -zonder dat ook maar één seconde te beseffen- en waarin 'ooit' 30 worden nog ongelofelijk ver weg was en 'o zo oud' voelde. 
'Plots' ben ik 50 en 'k zou begot niet weten waar al die tijd gebleven is. 
Mijn tijdreis begon tijdens de bijzonder mooie afscheidsplechtigheid van Emiel, geliefde echtgenoot van vriendin Lena. Het innig warme en intens persoonlijke karakter van deze uitvaart, de indrukwekkende opkomst van vrienden, collega's en familie, en vooral de videocollage met zoveel zorgvuldig gekozen foto's uit het leven van,... het bracht me in één ogenblik weer terug naar de heel unieke, zo eigen en daardoor buitengewoon ontroerende afscheidsviering van mijn vader. Ontelbare gelijkaardige kiekjes van hem zoefden door m'n hoofd: mijn vader met z'n jaren 70 kapsel en die eeuwige pijp tussen z'n tanden achter het bureau van z'n bankkantoor, in z'n zwembroek reusachtige zandkastelen bouwend aan zee... Zoveel herinneringen vastgelegd op fotopapier. En omdat men dit maal eens een keertje geen beroep op mij deed als zangeres had m'n brein alle tijd van de wereld om me even stevig in overweldigende emoties mee te sleuren. Ik mis mijn vader echt nog alle dagen, maar nu zo mogelijk nog eens dubbel zo veel. En inderdaad, 30 jaar geleden waren we misschien niet de beste maatjes -heel m'n jeugd was trouwens een strijd- maar met het vervliegen van de jaren komen alle positieve momenten, hoe klein ook, steeds meer boven drijven en sommigen groeiden zelfs uit tot iets legendarisch.
En zo miste ik, door z'n song, zelf begeleid op gitaar en het gesprek achteraf met Guy -nee, dus niet m'n vader, maar een vriend uit het Jongerenkoor in diezelfde lang vervlogen tijd, met dezelfde voornaam- plots ook -en ja, ik weet dat het absoluut nergens op slaat- heel erg mijn allereerste lief. Herman, drummer van de band, met z'n krullenbol, z'n grote brilglazen, gespierde adonislijf, eigenzinnige humor en voorkeur voor Kriek.
's Avonds op de onvervalste discofuif met -hoe super, zalig en plezant!- letterlijk àlle muziek uit 'ónze jongen tijd' en de geweldige feestsfeer 'zoals vroeger' verdween ik pas echt helemaal in m'n jeugdherinneringen aan hem. Niet dat die allereerste romance zo perfect was, hoor. Ik was toen -zo mogelijk nog meer dan tegenwoordig- wereldvreemd, eigenaardig en verward in een voor mij behoorlijk onbegrijpelijke samenleving, en, geloof me, de omstandigheden waren ook verre van ideaal. Maar je allereerste lief koester je zowiezo toch voor altijd, in dat ene bijzondere plekje in je hart, waar je alle unieke herinneringen met zorg bewaart. Niet dan!?...
Bij het overlopen van het op één hand te tellen aantal mannen in mijn leven nà Herman constateerde ik dat het sinds hem eigenlijk alleen maar bergaf ging met mij, op relationeel vlak. Uitermate melancholisch hing ik, als enige feestganger zonder partner, de hele verdere avond met m'n bier in de hand aan de bar en aanschouwde met een dubbel gevoel de vrolijke bende dansende, liefkozende en zot-doende toffe koppels om me heen. Ja, ik weet ook wel dat het nergens 7 dagen op 7, 24 uur op 24 rozengeur en maneschijn is, maar toch... Af en toe is m'n verlangen naar zo 'iemand speciaal voor mij' tóch eens een keertje groter dan m'n twijfels en angsten...
Och, ik klasseer het allemaal maar onder 'vermoedelijk een beetje midlife crisis'. Gewoon loslaten en dan gaat dat vanzelf wel weer over.
En die speciale persoon, die 'prins op het witte paard'? Wel, ze zeggen altijd dat er op elk potje minstens één dekseltje past, dus sluit ik niet uit dat die iemand misschien nog steeds naar me onderweg is, uiteraard, gemoderniseerd, met de auto en niet meer te paard. Maar als m'n vriendinnen mét gps hun weg al niet vinden in de vele straatjes en pleintjes van den Bosuil en hopeloos rondjes rijden, dan kan dat toch nog wel even duren, vrees ik. Want ik verwacht wel een échte màn, hoor, en zo'n échte man zal uiterààrd -no way, jamais ni, nooit of te nimmer, da ziede van hier, geen denken aan- even de weg vragen, hé... ;-)

Eerste grote liefde, lang, heel erg lang geleden, op het strand van Cadzand...