Uiteraard was dat enigszins te voorspellen als je, zoals ik vanavond, op stap gaat met een flinke boodschappentas met daarin een forse varen...
De wilde varen, uit de bosrijke tuin van Herta -waar eerder al die lading brandnetels vandaan kwam (*)- al een tijdje door mij gezocht om het donkerste en immer wat vochtige hoekje van m'n, voor de rest vrolijk volgepropte, terras ook van overdadig groen te voorzien, en die, wees gerust, ondertussen in een emmer met een mooie bodem water staat te bekomen van z'n, voor een plant dan toch, bijzonder avontuurlijke reis.
De wilde varen, uit de bosrijke tuin van Herta -waar eerder al die lading brandnetels vandaan kwam (*)- al een tijdje door mij gezocht om het donkerste en immer wat vochtige hoekje van m'n, voor de rest vrolijk volgepropte, terras ook van overdadig groen te voorzien, en die, wees gerust, ondertussen in een emmer met een mooie bodem water staat te bekomen van z'n, voor een plant dan toch, bijzonder avontuurlijke reis.
Aan de halte flapperden z'n frisgroen jonge bladeren zodanig hard in de strakke bries dat een paar van hen knakten. Dat maakte de mooie plant meteen extra breed en, uiteraard, daardoor dus ook een heel stuk onhandiger... Maar, het lukt me toch om mezelf en m'n groenvoorziening zonder verdere schade in de bus te hijsen en veilig en wel neer te gaan zitten.
Tijdens de rit richting Antwerpen deinde het groen op het stoeltje naast me, keurig overeind gehouden door m'n arm, heen en weer, op en neer, lustig mee op het ritme van de hotsende-botsende wielen. Achter me hoorde ik een stel jonge gasten 'die is met hare wiet op uitstap' gniffelen, maar heel erg appetijtelijk vonden ze hem dan precies toch ook weer niet.
Op de paar honderd meter te voet van de bushalte naar de metro bracht de wind de arme plant nog meer schade toe, nog wat gevederde blaadjes braken.Op het metroperron stak al dat frisse groen schel af tegen de grauwe smerigheid van de aftandse ondergrondse, maar ondanks z'n opvallende verschijning moest ik hem toch stevig in bescherming nemen tegen de wilde stromen, door haast verblinde pendelaars.
Op de overvolle tram stapelde ik alles wat ik bij me droeg op m'n schoot: onderaan de druipend natte paraplu, daarop de dikke boekentas en helemaal bovenaan, de zak met de kluit aarde ongeveer ter hoogte van m'n nek, de ondertussen wat zielig ogende groene sprieten, nog steeds moedig wuivend en zwierend, tot ze in m'n haar vast kwamen te zitten...
En opnieuw ingehouden gegiechel en onnozele commentaar, natuurlijk, wat had je gedacht, uitsluitend àchter me, netjes uit m'n gezichtsveld.
'Nen triestige plant met nen triestige plant!', 'Amai, zo ne verlepte sallaad!', 'Woar goat die mé da bos nor toe?!', 'Palmbomen horen in de Sahara!' en meer van dat soort 'hahaha-o-wat-zijn-wij-grappig' gedoe.
Tja, als iemand een beetje uit de toon valt is plots iédereen een komiek, hé. 'Och, ze kunnen er maar lol mee gehad hebben', denk ik dan. Dat mag.
Toen ik er, aangekomen bij mijn halte, breed glimlachend zélf een piepklein grapje over maakte -'Opgepast dames en heren, het oerwoud moet afstappen!'- deden al die o zo mondige commentatoren plots alsof ze het in Keulen hoorde donderen en nog totààl niets gezien, laat staan gezegd hadden. Raar is dat, vind je niet? Het zijn ook nogal helden, hé...
'k Weet wel zeker dat zij het niet zo snel zouden aandurven om bus of tram op te stappen met zo'n uitpuilende plastieken boodschappentas boordevol zwierende en zwaaiende groenexplosie!... Ik lekker wél. ;-)
* lees ook het blogje "Ecologische terras-oorlog, deel 2: een netelige kwestie"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten