vrijdag 23 juni 2017

Geen gedommel voor de hommel!

Verontrusting. Dat woord beschreef m'n gevoel het beste. De lente ging voorbij, 't was de afgelopen weken absoluut zomer, het terras staat boordevol bloemen... en, behalve die geniepige wreed vraatzuchtige soorten uiteraard, geen insect te bekennen. Alles-leegzuigende bladluizen in zowat alle kleuren van de regenboog: meer dan zàt. Plantenwortels-schranzende zwarte kevers en hun vieze engerlingen: geen tekort aan. Mottige gaten-knagende bladrollerrupsen: als met gulle hand in 't rond gestrooid. Maar móóie, laat staan núttige insecten? Niets van te bespeuren, in de verste verten niet.
Waar zijn al die ijverige bijen gebleven? Wie heeft er nog ergens een vlinder gezien? Geen lieveheersbeestjes, geen zweefvliegen, geen oorwormen. En zelfs de pissebedden die vaak met honderden tegelijk samenhokten onder de vochtige bodems van m'n bloempotten, ze zijn niet te vinden.
Misschien is er dan toch al veel te veel natuurschoon verdwenen... Misschien vinden ze nergens nog passend en ongestoord leefgebied... Wie weet was het ook voor hen al veel te lang veel te warm... Of veel te droog... Woon ik ondanks al m'n -weliswaar wat geforceerde- bloemenweelde dan toch in een kale betonnen woestijn... Ik weet het niet.
Net toen ik tussen al die overvloed aan fraaie flora op m'n terras wat moedeloos en verdrietig zuchtte "jep, 't is duidelijk: de wereld is definitief volledig naar de knoppen", net op dat moment snorde er, rakelings langs mijn neus, een dikke donzige hommel voorbij. Het bolle beestje vloog recht -allé ja, 'recht' is een nogal groot woord voor de eigenzinnige vliegstijl van een hommel- naar de klimmende ranken met de knal-oranje bloemen van de oost-indische kers, die zich ondertussen met behoorlijke vaart omhoog kronkelt langst het daarvoor speciaal neergezette staketsel aan het raam bij m'n bureau.
Met kennis ter zake zocht de hommel de meest verse oranje kelkblaadjes uit om zich vervolgens ongegeneerd zo diep mogelijk in het hart van de uitgekozen bloem gulzig op de nectar en het stuifmeel te storten.
Terwijl ik verblijd naar die ijverig werkende, bijzonder welkome bezoeker stond te kijken arriveerden er nog een paar van haar collega's, in hetzelfde pluizige zwart-gele streepjesuniform. Met elegante krulvluchtjes verplaatsen ze zich gracieus en stijlvol van bloem naar bloem, en schommelden en wiebelden ondertussen -zich zonder enige moeite stevig vasthoudend- gezellig mee met de in de wind op en neer deinende bloemenranken. Zo vermakelijk om naar te kijken! Zo schattig ook. Zelfs vanachter mijn computer hou ik het nog steeds in de gaten, dit verrukkelijke schouwspel van zoveel onverstoorbaar zwoegende, snoezig donzige, in modebewust streepjespak, drommels hommels! Zalig.
In de late namiddag vloog er plots ook, in z'n typische flodderende vlindervlucht, een eerste koolwitje voorbij en zo-even passeerde er, prachtig blauw en groen glinsterende in de zon, een grote libel aan het terras. Misschien was mijn vertwijfeling toch net iets te vroeg en beginnen al die mooie en nuttige insecten, pas nu, met het voorbeeld van de absoluut niet dommelende hommels, ook in actie te komen...
Zoals ik opgetogen ben om elk nieuw scheutje, elk nieuw blaadje, elke nieuwe bloemknop, zo verheug ik me, vanaf nu nog meer dan ooit, ook op elk insectenbezoek. Op voorwaarde ze zich koninklijk gedragen -en dus niet meteen zonder enige vorm van schaamte of remming de hele boel volledig kaal vreten- zal ik ze vorstelijk verwelkomen en mijn prinsheerlijke bloemenrijk met plezier met hen delen. Want zolang er nog insecten zijn is er nog hoop voor onze wereld, die ongelofelijk wonderbaarlijke blauwe bol waarvan we deel uit maken. 
Dus eigenlijk zijn die schommelende drommelse hommels een echte hele-hoop- hoop-hommels!... (En zeg dat maar eens luidop tien keer achter elkaar. hihihi )😉

Geen opmerkingen:

Een reactie posten