zondag 20 oktober 2019

Handen.

Tijdens de repetitie, een half uurtje eerder, was er niks aan de hand. Even later, vermoedelijk door de plotse luchtvochtigheidstoename, met het wijd openzwaaien van de enorme kerkdeuren en het binnenstromen der kerkgangers, behangen met van regen doorweekte jassen en vergezeld van een massa druipende paraplu's, zaten de luiken van de zwelkast van het orgel ineens muurvast. Potdicht toe, en geen beweging meer in te krijgen. De organist vreesde nog slechts alles volledig gedempt te kunnen spelen. Iets wat niet echt ideaal was ter begeleiding van die klep van mij, noch van de te brengen operawerken... Of, hij moest nog snel even álles opnieuw registreren. En dat was ook geen optie, want de rouwstoet richting altaar kon zich nu elk moment in beweging gaan zetten... Op zo'n moment wil de zoveel minder kwetsbare en kostbare hand -toch ten opzichte van die van een organist- van een parmantige diva dan nog wel eens oplossing bieden. Balancerend op een wat wiebelig kerkstoeltje tastte ik één voor één de verticale planken hoog boven de klavieren af en al snel werd het knelpunt -letterlijk- gevonden. Met één stevige -en oeps, sorry, ook redelijk luide- mep van m'n vlakke hand -BAF- op de vastzittende zijkant van het halsstarrige stuk hout schoot het hele zaakje weer los. Oef. Mits enige voorzichtigheid kon de organist weer naar hartenlust zwellen en dempen om de muziek zo mooi mogelijk tot z'n recht te laten komen.
En daar was ik oprecht blij om. En niet alleen omdat ik het mogen opluisteren van een allerlaatste afscheid nog steeds, en in alle nederigheid, als een grote eer beschouw en het, wat mij betreft, dus niet minder dan perfect moet zijn. In dit geval zou ik naast de gekende werken ook een voor mij volledig nieuw lied zingen, speciaal op verzoek van de echtgenoot van de door de vele aanwezige familieleden, vrienden en kennissen 
overduidelijk zeer geliefde en gekoesterde overledene. Ontroerend in eenvoud walste 'Reich mir zum Absied noch einmahl die Hände' uit de operette 'Viktoria und ihr Husar' van Paul Abraham door de muisstille kerk. Vrij vertaald betekent de tekst zoveel als 'Laat ons als afscheid nog één keer elkaars handen vasthouden...' En de zachtheid van die gewenste tedere aanraking staat haaks op het onderliggende verdriet dat zich in een soort ontkennende boosheid uit in best wel harde zinnen als ''Schön war das Märchen, nun ist es zu Ende" (het sprookje was mooi, maar nu is het voorbij) en "Liebe und Glück sind nur ein Traum" (liefde en geluk zijn slechts een droom). Of,... hoe ongelofelijk perfect een lied bij een gelegenheid kan passen...
Een dag later dansen de muziek en de woorden nog steeds onophoudelijk door m'n hoofd. 't Is duidelijk dat dit niet de laatste keer zal zijn dat ik dit zing. Het staat nu reeds om zoveel redenen diep in m'n geheugen gegrift. Net zoals die onbetwistbare liefde tussen die twee mensen die elkaars leven 61 jaar deelden. Het doet me wat. Echt waar.

De gebruikte partituren weer netjes opbergend, viel m'n oog op een vergeten piepklein schrijfseltje van mezelf, iets dat ik ooit op de tram noteerde, zo'n voorlopertje van m'n blogjes. En omdat het zo ontzettend mooi aansluit bij dit liefdevolle afscheid ga ik jullie het zeker niet onthouden. 💗
Als een opgewonden vogeltje kwetterde het kleine oude madammeke aan één stuk door, de hele tramrit lang. Over de kinderen, de korte huwelijken van tegenwoordig, en “dat zij getweeën nu toch al méér dan 60 jaar getrouwd waren, jaja, sinds den derde augustus!”. 
Het kleine oude meneerke, dat naast haar zat, liefdevol en koesterend haar hand vast hield en haar de hele tijd met twinkeloogjes van onder z’n petje aankeek, repliceerde op just gemikte momenten met "ja", "nee", "ochottekes toch" en "g’hebt groot gelijk, schat!"...
"Ge moet wel heel erg veel van iemand houden als je zoveel jaren naar zoveel getjilp kan luisteren", dacht ik glimlachend en vond het ontzettend schoon. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten