zondag 28 april 2019

De welwillenden.

Voor alles is een eerste keer, zeggen ze... Vanmiddag ben ik voor het eerst in m'n leven naar huis gegaan halverwege een voorstelling. Met een schuldgevoel, want da's niet mooi naar de inspanningen van m'n collega's muzikanten toe, ik wéét het. En 't was dan nog wel bij een operavoorstelling, waar ik op de koop toe gratis naar toe mocht. Nee, ik ging er niet vandoor omdat het zo slecht was, verre van zelfs! Van mij hoor je niets dan bewondering voor de uitvoerders van dit ontzagwekkende werk. Zowel het orkest als het koor en de solisten moeten het uiterste van zichzelf geven in dit veeleisende stuk, en dat doen ze ook. Absoluut alle respect en ontzag voor de tenor, Peter Tantsits, die de hoofdrol op meer dan schitterende wijze brengt en zo goed als de volledige 3,5 uur durende voorstelling ook daadwerkelijk zíngt. Wat een monumentale prestatie! Een ware uitputtingsslag!... Nee, daar lag het dus echt niet aan. 
Bijna honderdtwintig minuten incasseerden het publiek bij 'Les Bienveillantes' (De Welwillenden) -een opera naar de controversiële roman van Jonathan Littells, wereldcreatie van componist Hèctor Parra en librettist Händl Klaus, in een regie van Calixto Bieito- de in keiharde rauwheid weergegeven gruwel van het naziregime, de vervolging van de Joden en de massamoorden, vermengd met het wrange dubbelleven van een SS-officier, zijn incestueuze relatie met z'n zus, z'n homoseksuele uitspattingen, z'n aandeel in de massamoorden én z'n verfijnde intellectuele en culturele kantje met daarin hoofdzakelijk z'n liefde voor barokmuziek en Bach. Alles onverbloemd, bikkelhard en visueel meer dan overduidelijk, zij het met een minimum aan decor en attributen, breed uitgesmeerd op de scène. De zangers en acteurs staan letterlijk in de kwistig in het rond gespoten en op de muren uitgesmeerde smurrie van bloed en stront (of wat daar voor moet doorgaan, uiteraard...). Voor het eerst vond ik persoonlijk ook het naakt op het podium volledig functioneel en meer dan gepast, maar het versterkte natuurlijk ook nog eens de algemene horror van het neergezette plaatje. De klanken waarmee het orkest de uitbeelding van deze verschrikking ondersteunde en begeleidde, grenst aan muzikale waanzin. Volgens de componist ligt onderaan deze opera de structuur van een baroksuite en zou je hier en daar, al dan niet zwaar vervormd, wat Johannespassie moeten terug vinden. Ik hoorde vooral de wanhopige kreten van mensen in doodsangst en de klanken van het bloeddorstige oorlogsgeweld. Zelfs een wonderbaarlijk boven de scene zwevende vleugelpiano, mét live spelende pianiste, kon me daar niet vanaf brengen.
De krantenartikels en recensies die ik vooraf las, spraken over 'niet voor gevoelige zielen', een 'beklemmende trip naar de oorlogshel', een 'stomp in de maag'. Dus ik was enigszins verwittigd. Maar geloof me, zelfs al had ik me ook wat ingelezen in het verhaal, deze reeds indrukwekkende verwoordingen schoten alsnog meesterlijk tekort. Hier had niets me kunnen op voorbereiden...
Toen de pauze -eindelijk- begon, was ik duidelijk niet de enige die met moeite die eerste twee uur door geworsteld had. Het applaus weerklonk bijzonder schuchter, alsof men niet eens dúrfde te klappen. De mensen om me heen lieten meteen weten niet terug te keren voor deel twee. Ik twijfelde. Maar eenmaal wankelend op m'n benen tot in de foyer gesukkeld, drong het besef al snel tot me door dat ik, als ik eerlijk was, niet nóg meer van dit aan kon. Als ik al zou blijven, dan zou het puur en alleen uit diep respect voor deze indrukwekkende, bijna bovenmenselijke, epische krachtinspanning van de uitvoerders zijn. Maar... ik kon het niet meer opbrengen, echt niet. Ik had mijn part gehad...
Afschuwelijk helder beseffend dat ik hier slechts een minuscuul -en nagespeeld- stukje zag van de onbeschrijfelijke gruwel die zich tijdens het nazibewind en de holocaust in werkelijkheid àlle dagen en in onnoembare grootsheid afspeelde, zocht ik stil en bedrukt m'n weg door de wit-marmeren gangen en trappen van het operahuis terug naar de vestiaire. Veel jassen hingen er niet. "Niet meer?" vroeg een man die het ook niet langer kon aanzien en weg wou. "Nee", zei de juffrouw achter de balie, "heel veel publiek is er voor deze opera sowieso niet..." Maar ze bevestigde dat we inderdaad niet de enigen waren die overdonderd, misselijk, platgewalst en/of beduusd het gebouw voortijdig verlieten.
We bleven nog even praten, de vriendelijke jongedame van de vestiaire en ik. Over het lopende stuk, over de oorloggruwel, over zanger bij de opera zijn, over het werk achter de schermen... En dat oprecht ontzettend fijne gesprekje maakte bijzonder veel goed. Pebbles heette ze, deze jobstudente, "En ja, m'n moeder is inderdaad stapelzot van de Flintstones!" plakte ze er meteen achteraan toen ze m'n wat vrolijk verbaasde blik zag. Ik vond het echt wel wat hebben, zo'n uitzonderlijke naam, maar ze verzekerde me dat daarmee leven zeker niet altijd een pretje is... En dat kan ik wel begrijpen. Maar ik dacht bij het horen van haar naam meteen aan al die mooie glanzende gladde keien in één of ander helder fris bergbeekje met opgewekt klaterend water, en wuivende wilde bloemen langst de kant. Van die blinkende schatten waarvan je er altijd wel weer ééntje in je jaszak steekt, dat soort 'pebbles' dus. En na heel die duistere tentoonstelling van verrotting en verval deed dat beeld me zo ongelofelijk veel deugd... Dus, dank je wel, Pebbles, ik zal me je nog lang herinneren!
Nog vol tegenstrijdige emoties stapte ik op de tram huiswaarts. 't Is te zeggen, wrong ik me, net niet met een schoenlepel, in de reeds overvolle tram!... De 'Ten Miles' waren duidelijk ook afgelopen en elke beschikbare metrolijn vervoerde zo maar eventjes in een uurtje tijd een mensenmassa ter waarde van een maand-equivalent, schat ik. M'n adem inhoudend stond ik, smachtend naar ruimte en evenwicht, gesandwiched tussen honderden van zweet, modder en regen doordrongen lijven, voor de gelegenheid allen in strak zittende sportkledij, die in een kakofonie van talen voor mijn al wat pijnlijke oren veel te veel decibels voortbrachten. Heel even waande ik me in één van die treinwagons waarin, op elkaar gepakt als vee, zonder voedsel of water, zovele joden, zigeuners en andere ongewensten afgevoerd werden naar de concentratie- en doodskampen. Het greep me letterlijk bij de strot. Ik snakte naar lucht, naar zuurstof. En naar de rust, de stilte, de veiligheid en de geborgenheid van mijn thuis.
Op het laatste stukje straat voor het flatgebouw kwam ik een moeder-eend tegen met een handvol piepkleine eendenkuikentjes. Knalgele en bruin-gestreepte donsbolletjes met een super snoezig snuitje. Je hart smelt meteen bij zoveel vertederende schattigheid. En ze waren ook helemaal niet bang van mij, maar snaterden en piepten er lustig op los terwijl ze tussen de groene nieuwe blaadjes en sprietjes naar wat eetbaars rommelden. Op de trap botste ik op conciërge Linda die bezorgd vroeg of het al wat beter met m'n immense verkoudheid ging. Bij het openen van m'n voordeur stormden meteen de twee katers Poekie en Pompon overgelukkig en stapelzot op me af. Knuffels en kopjes à volonté. De geschiedenis van het mensdom en de wereld vandaag loopt over van het geweld. Mensen doen elkaar en hun leefomgeving de meest vreselijke dingen aan. En het is niet goed daar je ogen volledig voor te sluiten, je mag die zaken nooit vergeten. Maar zo'n overdosis als vandaag, dat was een beetje teveel van het goede voor zo'n gevoelige ziel als ik... Gelukkig is alles in deze wereld ook steeds in evenwicht, en kan je naast alle duistere en naargeestige kantjes der mensheid ook altijd op de onstuimige kracht van het Leven rekenen, het Leven dat zich vernieuwd, telkens weer, ongeacht het gebeurde. En er is het onuitputtelijke vuur van de Liefde, en van de Vriendschap, die je werkelijk zomaar overal kan tegenkomen. En er zijn de duizenden andere kleine dingen die elke dag weer de moeite waard maken. Als je maar waarachtig en écht 'welwillend' bent!... 😉


Meer weten over deze opera? Bezoek de site van Opera Vlaanderen!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten