vrijdag 25 juni 2021

Brief aan mijn vader.

Dag Va,
Hoe is 't ermee? Alles goed? Ja, 'k weet het, da's eigenlijk nogal een rare vraag. Zeker als gij inderdaad ook zijt, daar waar wij ons voorstellen dat gij zijt, hé... In mijn gedachten is dat nog altijd op een wolk ergens, met ne goeien trippel -uiteraard 'van 't schap', zeker gene kouwe- in de hand, en omringd door vrienden en familie, zoals grootva en Jean-Claude. 'k Weet ook wel dat ge dat niet voor eeuwig kunt doen, maar 't is een mooie voorstelling. Helemaal zeker ga ik 't vermoedelijk toch maar weten de dag dat ik zelf het tijdelijke voor het eeuwige inruil...
't Is vandaag alweer 7 jaar geleden dat wij jou, totaal onverwacht en na een erg nare val van de trap, noodgedwongen in die oneindige eeuwigheid moesten loslaten. Tijd gaat snel, de jaren vliegen haast voorbij. Ook als je iemand alle dagen mist. En toch lijkt de tijd soms net zo goed stil te staan. Zoveel dingen bleven exact zoals ze toen waren.
Ik praat nog altijd met je. Niet meer in persoon of langs de telefoon, dat klopt, maar de gesprekken -luidop of alleen in m'n hoofd- zijn nog steeds even hilarisch, wijs, belerend en/of gezellig, nét zoals ze vroeger altijd al waren. Zo dikwijls nog denk ik: "Onze va zou weer zoooooo fier op mij zijn nu!", en dan zie ik je innemende, breed lachende en genietende trotse snuit weer helemaal helder voor me, alsof je gewoon daar vlak bij me staat.
Je bent er nog steeds. Ik voel het zo vaak. Waar je ook naar toe verdween, volgens mij ging je nooit helemaal weg. Nooit echt vollédig weg. Dat kan eigenlijk ook niet, want je bent nog alle dagen in zoveel grote en kleine dingen aanwezig. In tastbare spullen, overal om me heen; in gedachten, te pas en te onpas en door alles heen flitsend in m'n hoofd; in herinneringen, hele mooie en ook minder fraaie, maar altijd als bouwstenen van mijn leven tot nu toe, én als basis naar de toekomst toe; in woorden, zoals ze af en toe onverwacht uit mijn mond komen vallen en waarbij ik meteen glimlachend denk "Da's juist onze va, die dat zei!"; in alle wijsheid, die je me willes nilles -graag of niet, luisteren zal je!- meegaf, en waar ik, ondanks alle vormen van verzet lang geleden, nú heel erg dankbaar voor ben, en die gekoesterd én vaak toegepast meegenomen worden voor de rest van mijn leven.
De tijd bleef sinds jouw afscheid ook stilstaan op een hele andere manier. Met een gelaten aanvaarding denk ik dan aan de zovele dingen die we nooit meer zullen doen, momenten die we nooit meer zullen beleven. Vaak zijn dat de meest onbenullige kleine zaken die zich met regelmaat herhaalden en waarvan we de waarde eigenlijk niet echt kenden... tot het zich nooit nog opnieuw zou voordoen. Met ons drieën -gij, ons moe en ik- gaan eten in de Ikea, bijvoorbeeld. Dat kan ik gerust weer met iemand anders een keer doen, desnoods elke week of zo. Maar da's toch nooit meer hetzelfde... Of zomaar, midden in de week, onverwacht en zonder reden, gezellig ergens een terraske gaan doen. Of, nog zoveel simpeler: een trippel drinken in den hof en dan alle bloemen en planten bewonderen. Den hof is er ondertussen ook al niet meer, en, geloof het of niet, nen trippel smaakt toch een pak minder goed sinds gij vertrokken zijt, zenne... En zo kan ik nog honderden, misschien zelfs duizenden dingetjes en momentjes opnoemen die nooit meer zullen zijn. Of toch zeker niet hetzelfde, als toen jij het 'veroorzaakte', of er, heel gewoon, alleen maar dat, nog bij was... Al die dingen zijn nu als bevroren in de tijd. Voor altijd.
Vandaag exact 7 jaar geleden stonden wij op dit eigenste moment met z'n allen om je bed op intensieve heen, ons moe en al jouw kinderen met hun partners. We hebben veel gepraat, herinneringen opgehaald, gelachen en gehuild. En terwijl jouw grote warme hart steeds langzamer ging slaan, om uiteindelijk tot volledige stilstand te komen, hielden we je allemaal vast en zong ik, met dikke, omlaag biggelende tranen onverstaanbaar snotterend, nog 'Guten Abend, Gut' Nacht' voor je. Het beeld van dat moment, dat ene moment in de eeuwigheid, staat voor zolang ik leef op mijn netvlies gebrand. Het zou een foto in een album kunnen zijn. Zoals de foto's die ik nog van je maakte toen je wat later opgebaard bij de begrafenisondernemer lag. Maar dat was jij al lang niet meer.
Jij, mijn vader, mijne vá, gij leeft voort in mij, en in mijn herinneringen én in mijn dagelijks leven. En in mijn broers en zussen, en hun kinderen. En in ons moe. En in de zovele, zóvéle mensen wiens leven jij aanraakte, mensen die jou, 'de Guy', net als wij, ook nog zo vaak missen. De meeste tranen om jou mogen dan ondertussen wel vergoten en opgedroogd zijn, gemist word je ondertussen toch nog altijd. Ja, zelfs al zijn er alweer 7 jaar voorbij...
En toch voelt het, voor mij dan toch, (ik val in herhaling, 'k weet het) alsof je nooit écht bent weggegaan. Af en toe verwacht ik nog steeds dat de deurbel gaat en jij weer op de mat staat. Gewoon. Niks aan de hand. Even op bezoek. Misschien passeer je ook wel écht eens, om te checken of ik oké ben of zo. Af en toe denk ik zelfs jouw aanwezigheid te kunnen voelen... Maar misschien beeld ik me dat alleen maar in. Wie zal het zeggen, hé. Vermoedelijk is er in deze wereld en alles om ons heen nog zo eindeloos veel wat onze menselijke zintuigen in al hun beperktheid net niet of totaal niet kunnen oppikken.
Maakt me niks uit. Voor mij ben je er nog. Natuurlijk niet meer als tastbare persoon, of als 'werkelijk' wereldlijk 'iets' (al kan ik het ook écht, ab-so-luuuuuut niet laten over de kruin van jouw borstbeeld te aaien en breed lachend "dag va!" te zeggen), maar meer als een soort energie, gevormd uit herinneringen, wijsheden, gevoelens, en zoveel meer. Een soort onzichtbaar, onhoorbaar, geur- en kleurloos 'iets', dat ik met regelmaat wél kan voelen, soms zelfs heel duidelijk, en waarmee ik zeker, als ik dat nodig heb, altijd een goeie babbel kan hebben. Zoals nu dus. Maar eigenlijk moet ge dan, om helemaal 'zjust' te zijn, dit hele epistel opnieuw lezen in 't taaltje dat wij zo ondereen brabbelden, hé... Maar als ik 't zo neergeschreven zou hebben, dan was er vermoedelijk niemand wijs uit geraakt. Of ze hadden het halverwege dik opgegeven. Heb ik gelijk of heb ik gelijk?!... hahaha
Alléj voa, woar da ge oek zé, ge zé noeit vaar weg, hej. En ge meugt gerust zaain: waai, en zeker ikke oek, waai zieng aa nog altaait eve geere, als 't ongdertusse zoe meugelaaik ni nog veule meejr geweurren is!... ;-) 
Vader, 'k ben er mee weg. 'k Zal dit verhaal zo dadelijk eens posten, zie. En ik spreek u spoedig wel weer een keertje, hé. Wilt ge ondertussen een beetje extra over ons moe waken aub? Ge zult het al wel weten, maar ze mist u nog altijd verschrikkelijk en deze dagen zijn altijd extra lastig voor haar. Ze kan een beetje extra aandacht van een trippel-drinkend, gezellig monkelend en eigenwijs grinnikend wolkenzitterke echt wel gebruiken. Merciekes, hé, en tot gauw!
Groetjes,
Kristina Xxx

P.S. Wilt ge nu geloven dat ik in heel mijne computer geen enkel foto van u met nen trippel kon vinden?! Allé, toch tenminste niet eentje die ik al niet eens een keertje gebruikt had... Dan maar een foto met bubbels, hé, dat staat nog eens lekker feestelijk ook. Schol, en doe ze nog eens vol!... ;-)

Brief aan mijn vader.




vrijdag 4 juni 2021

Vaccinatie 1.

Nee, ge kunt écht niet zeggen da't grote goesting was, waarmee ik een week geleden, vrijdagvoormiddag bij Betty in de auto stapte. En al helemáál niet met het bijna euforische gevoel van opluchting en bevrijding dat beste vriend Roger blijkbaar ervaren mocht... 'k Had gerust even met 't openbaar vervoer of voor 5 euro met een taxi kunnen gaan, maar immer bezorgde lieve vriendin Betty stond erop mij even heen en weer te voeren naar het tentenkamp op Spoor Oost: ik zou mijn eerste vaccinatiespuitje krijgen. 
Puur voor mezelf alleen had ik het misschien liever aan me voorbij laten gaan. De afgelopen 2 decennia werd ik, om die zovele medische redenen, met meer dan genoeg 'spul' ingespoten. Genoeg voor de rest van mijn leven zelfs, als ge 't mij vraagt. In een open gesprek vol begrip opperde mijn sympathieke huisarts echter, dat we vermoedelijk niet uit deze wereldwijde crisis raken zonder iedereen te vaccineren. En daarmee maakte hij een punt dat ik niet kon weerleggen. Als ik mij anderhalf jaar lang bijzonder strikt aan alle mogelijke beschermende maatregelen hield om te voorkomen dat iedereen die mij lief is besmet zou raken of erger, dan moest ik mij om exáct diézelfde reden ook laten vaccineren. Simpel. Niet voor mezelf dus, maar voor jullie, allemaal, en voor de concerten, en voor nog zoveel meer... Goh, nu ik er over nadenk, eigenlijk misschien toch ook wel een beetje voor mezelf: ik riskeer dat al die vele mensen, die mij het afgelopen anderhalf jaar als 'bijzonder veilig' en 'met weinig of geen risico' markeerden, me plots wel eens als te vermijden figuur zouden beschouwen, mocht ik één van de weinige niet-gevaccineerden worden... En wie weet, mag ik dan, als ware paria, ook nergens meer binnen en/of naar toe. Geen leuk vooruitzicht. Dus, met toch nog steeds behoorlijk wat tegenzin, jazeker, maar ook met nét dat ietsje méér sociaal engagement en filantropie, vergezeld van een tikje eigenliefde liet ik me gelaten richting vaccinatiecentrum voeren.
Het was er druk. De parking stond bomvol en de bedrijvigheid had iets van een bijzonder actief en werkzaam industrieterrein. Hele horden mensen haastten zich allemaal tegelijkertijd richting ingang: een redelijk smal paadje tussen nadarhekken. Omdat er op die manier niet echt sprake was 'van afstand houden' en ik me daar toch wel ongemakkelijk bij voelde, liet ik eerst een aantal personen voor gaan. Daar kwam uiteraard geen eind aan, dus noodgedwongen -en met een zucht, een vloek en een blik op de hemel- smeet ik mezelf uiteindelijk maar mee in de stroom. 
De mensenmassa had zo'n danige vaart dat ik al voortsnellend amper al m'n documenten op tijd uit m'n handtas gevist kreeg. Slechts enkele seconden later reeds sorteerden een aantal medewerkers van het vaccinatiedorp de aanstormende meute, razendsnel de formulieren controlerend, naar links of naar rechts. En toen was er plots weer ruimte om me heen. Alsof bij toverslag iedereen verdwenen was. Ineens liep ik daar behoorlijk moederziel alleen. Natuurlijk lag dat alles aan de meer dan uitstekende organisatie waarmee men iedereen zo efficiënt mogelijk in de juiste richting naar het juiste vaccin en dergelijk leidde, maar die koude rillingen over mijn rug kon ik toch niet bedwingen...
Op elk mogelijk hoekje, langs elk mogelijk hekje of touwtje, absoluut overal waar je maar keek, stond wel iemand die je met een ongelofelijke vriendelijkheid in de goeie richting stuwde. Voort, voort, sneller, sneller, hup, hup. Soms door wel drie personen tegelijkertijd werd ik, absoluut behulpzaam en beleefd, doch evenzeer kordaat, aangemaand niet te talmen, niet te aarzelen, en stevig door te stappen in de juiste richting. "Vee!", dacht ik bij mezelf, "wij zijn allemaal een stel schapen, of varkens!", en voelde me werkelijk als een koe, gedwee en gelaten op weg naar de slachtbank... Ja, zelfs die hele overdosis vriendelijkheid kon daar niets aan veranderen. In 't tegendeel zelfs: zóveel vriendelijkheid, en werkelijk bij élke vrijwilliger, van de allereerste tot de allerlaatste, in een wereld waarin een klein beetje aardig zijn al als 'vreemd' beschouwd wordt?! (lees mijn eerdere blogje: 'Vriendelijk.') Daar klopt toch iets niet helemaal aan, hoor. Bizar! Je zou voor minder achterdochtig worden, als ge 't mij vraagt...
Bon, bij elke volgende splitsing: opnieuw de documenten laten zien, om aansluitend weer netjes gesorteerd op 't juiste pad verder te snellen. Vlak voor de laatste ontdubbeling versperde een soort grote poortwachter me onverwacht de weg. Diep in m'n nogal duistere gedachten verzonken en me licht opgejaagd voort haastend, botste ik bijna pardoes tegen hem op. Met ogen, zo fenomenaal grijsblauw dat je er tijd en wereld in zou verliezen, keek hij onbewogen op me neer. Of ik allergisch was aan vaccins, en of ik bloedverdunners nam, wilde hij weten. Even totaal van mijnen apropos kostte het nog behoorlijk wat moeite om 't juiste antwoord te vinden en uit m'n mond te wringen, maar 'k mocht al gauw passeren, en, opnieuw correct voorgesorteerd, verder lopen langst het keurig afgebakend pad. Van verloren lopen of fout terecht komen is daar aan Spoor Oost absoluut geen sprake, hoor, ge moogt gerust zijn. "Ontsnappen onmogelijk!", voegde ik er voor mezelf nog grimmig grommelend aan toe en met nog meer van die ijskoude rillingen over m'n rug, had ik onverhoeds -mijn oprechte excuses aan eenieder die zich hierdoor om welke reden dan ook beledigd, misnoegd of tekortgedaan zou voelen- beelden in mijn hoofd van het uitsorteren van die mensenmassa's, pakweg 75 jaar geleden, die met volle treinwagons afgeleverd werden aan de concentratie- en vernietigingskampen...
Met een hoofd vol lastige en onoplosbare vragen zoals "Hoe wordt er beslist wie welk vaccin krijgt, en wie beslist dat dan wel?..." (ik had absoluut niks te kiezen) en nare, onbehulpzame ideeën als "We zijn verdorie allemaal proefkonijnen!" (godweet wat voor gevolgen deze prikken op lange termijn hebben...) arriveerde ik de inentingshokjes, de plaats waar de spuitjes aan hoog tempo gezet werden. Een super dikke pluim voor de organisatie, echt, want ik denk dat er tussen mijn aankomst op de parking en het plaatsnemen op het prikstoeltje geen 5 minuten verlopen waren, zo vlot ging dat alles. Al zeg ik er eerlijk bij dat ik eigenlijk op dat moment elk gevoel van tijd volledig kwijt was...
Schril afstekend bij de bijna overdreven vriendelijkheid van de tientallen vrijwilligers die ik daarvoor gepasseerde, was de houding van de dame die in het mij toegewezen hokje de spuitjes zette. Zonder een woord te zeggen bekeek ze mij vluchtig van kop tot teen, legde het vaccin en een barcodesticker op het stoeltje naast me en verdween weer even. Ik zat daar en wachtte. Bij haar terugkomst gebaarde ze, nog steeds zonder één woord, met haar handen de vraag 'links of rechts'. Luidop en aan haar gericht redeneerde ik: "Blijkbaar kan uw spier nogal pijnlijk zijn na het spuitje. Ik ben rechtshandig. Dus misschien beter links dan." Het laatste woord had m'n mond nog niet verlaten, of ze plofte het spuitje al in m'n bovenarm. "Sticker meenemen en uitgang langs dáár!", zei ze kortaf en een beetje vaag verder wijzend. En voor ik het goed en wel besefte, was ze alweer verdwenen. 
Opnieuw langs een keurig afgebakend pad met eindeloos veel vriendelijke vrijwilligers ging de weg naar buiten. Er moest onderweg nog wel vijf minuutjes gezeten en gewacht worden. Voor 't geval ge daar onmiddellijk stevig lijfelijk verzet tegen de ingespoten stoffen zou gaan tonen, hé. Ook hier werd niets aan het toeval overgelaten. Onder het bijzonder waakzame oog van enkele heen en weer patrouillerende medewerkers zat iedereen, elk met z'n eigen vertrekuur op het bewijs van vaccinatie in de hand, op de netjes uitgemeten afstand en met het oog op één van de vele televisieschermen met klok gericht, wat in zichzelf gekeerd te wachten. Het duurde me lang, veel te lang. Het lawaai van heel die mensenmassa, het gedreun van de plankenvloeren in de tenten onder al die vele voeten, de luid schallende muziek daar nog overheen, gemixt met al die op z'n minst onaangename gedachten in mijn hoofd... 't Was te veel. Ik wou weg van daar, en liefst zo snel mogelijk. En natuurlijk tikken op zo'n moment die luttele minuten dan pas écht tergend traag voorbij...
Weer veilig terug thuis, bleef Betty nog heel even gezellig bijkletsen, zoals we wel vaker doen. Maar ik was moe, heel moe. Resultaat van het spuitje? Of van veel te veel donkere gedachten? Ik weet het niet. Feit is wel dat ik na Betty's vertrek als een blok in de zetel in slaap viel. En dat bleek het startsein van bijna 3 dagen slapen, rondhangen, dutten, algemene zombietoestand. De hele linkerkant van mijn lijf leek wel pijnlijk platgewalst, geen honger, alleen vreselijk dorst, m'n gedachten waren warrig en onsamenhangend, en m'n ijl hoofd deed me wankel op m'n benen staan. Het kostte me zaterdagnamiddag werkelijk de állergrootste moeite om eerst aangekleed en daarna heen en terug naar de bakker te strompelen met dat verschrikkelijk duizelig kopke. Alsof ik met een volledige bak trippel in m'n systeem toch kost wat kost keurig rechtdoor, zonder heen en weer slingeren, beschaafd en parmantig stappend als de dame die ik ben, die 2 maal 500 meter wilde afleggen... Ja, stom van mij om net dan een bestelling voor mijn heerlijke speciale broodjes te plaatsen. En inderdaad: al even stom om die dan ook nog eens onvermurwbaar en gedecideerd zelf te willen gaan halen... Met als gevolg dat m'n pijp uiteraard achteraf pas écht uit was. Maar... als je zulk een geldig excuus hebt om eens 2, 3 dagen jezelf volledig te laten gaan -slapen, hangen, niks- dan moet je je niet generen, er gewoon voor gaan, en, indien mogelijk, er nog dik van genieten ook! 't Zal wel zijn! 
Bij deze is die eerste prik dus gepasseerd. Check! De tweede volgt over een kleine 8 weken. Ik begin nu alvast te oefenen op meer vrolijkere en opbeurende gedachten om dan mee te nemen. Kwestie van niet weer zo'n horrorblogje te moeten schrijven, hé... Ik moet ook een beetje aan 't welzijn van m'n lezers denken, toch? Wordt vervolgd dus! ;-)