vrijdag 25 januari 2019

De gele vlaggen.

Van je fiets vallen, je tong verbranden, botten breken, koppijn om tegen de muren van op te lopen, verbrand vel, stomweg over je voeten vallen en op je snuit gaan, een gebroken hart, een operatie, tandartsbehandelingen, een kind baren, kanker, spierpijn van teveel ineens gesport, krakende en versleten gewrichten, verdriet door verlies, een ingescheurde nagel, blaren op je voeten, slecht functionerende darmen, angst, krampen, koorts... 
De lijst met pijn en pijntjes is eindeloos. In welke vorm dan ook, groot of klein, zelden of vaak, jij zelf, uiteraard, en absoluut iedereen die je kent heeft ooit al pijn in z'n leven gekend. Pijn is niet alleen bijzonder divers, het is ook ongelofelijk universeel. Geen mens ontsnapt er aan. En het is niet makkelijk die pijn en pijntjes in categorietjes onder te brengen. Twee personen met een identieke diagnose kunnen die ene specifieke pijn volslagen anders ervaren, en er als gevolg ook compleet verschillend mee om gaan.
"Heeft deze mevrouw de gele vlaggen al gehad?", klonk het van achter de deur van mijn ziekenhuiskamer. "Ja, hoor", antwoordde de verpleegster naast m'n bed, "ze is er nu mee bezig." "Gele vlaggen???" verbaasde ik me. "Over welke gele vlaggen zouden ze het hebben?" Ik speurde de hele ruimte af, maar zag absoluut niets dat zelfs ook maar in de verste verten op een soort gele lap stof zou lijken. En voor mij lag een in te vullen vragenlijst...
Bij navraag bleek dat ze het, inderdaad, over dat stukje papier hadden, of misschien beter: over de vragen er op. 'Gele vlaggen' zijn, in het geval van pijnbestrijding, signalen in emotie, gedrag, gedachte en/of attitude, die mogelijk aantonen dat iemand met in eerste instantie absoluut en ontegensprekelijk fysieke pijnklachten langzaam verglijdt naar een meer psychologisch overheersende pijnervaring. In dat geval is er, dat spreekt voor zich, minder behoefte aan medicatie, en meer aan ondersteuning en begeleiding op geestelijk en emotioneel vlak. In al die jaren dat ik af en toe een pijnkliniek bezoek confronteerde men mij nooit eerder met deze kant van de zaak, maar het is zeker en vast een uitstekend punt om eens bij stil te staan, volgens mij. 
Er zijn al vaak momenten geweest dat ik me -ondertussen zodanig gewoon aan dagdagelijkse pijn- oprecht afvroeg of ik het me niet allemaal verbeelde... M'n neurochirurg, en even later die dag in de pijnkliniek ook de chirurg-anesthesist, keken me allebei met een bijzonder verwonderd (en aan elkaar gewaagd grappig trouwens) gezicht aan, toen ik me die gedachte even luidop liet ontglippen. De overduidelijke (en ook wreed interessante) foto's van mijn binnenkant doen elke twijfel teniet, daar mag ik dus 100% 'gerust' in zijn. 't Zit beslist niet tussen mijn twee oren. Het invullen van de vragenlijst bevestigde dat ook wel. Ik laat pijn mijn leven weinig of niet beïnvloeden. Mogelijk ben ik een klein beetje té voorzichtig met mezelf, maar verder blijkt ook hierin die positiviteit van mij een enorm pluspunt. Geen doemdenkerij, geen gezeur, maar wel optimisme en aanvaarding. 
En terwijl ik verder m'n beurt af wachtte voor de hopelijk verlichtende cervicale epidurale infiltratie bestudeerde ik even mijn persoonlijke aanpak in pijnsituaties.
Bij 'kleine' pijntjes -teen tegen de poot van 't bed, hamer op m'n vinger, lip verbrandt aan hete koffie, en meer van dat soort fraais- vloek ik dat het klettert, doe eventueel een soort gefrustreerd indianendanske... en ga, alsof er weinig of niks gebeurd is, verder met wat ik aan het doen was. Zoals iedereen wel een beetje, veronderstel ik.

Met de pijn in m'n nek gaat het iets anders. In eerste instantie heb ik door de jaren m'n leven er naar aangepast. Ik ken m'n grenzen en weet wat ik zeker niet moet doen, als ik geen extra pijn wil. Al durf ik daar ook wel eens -goed geweten, maar alleen als het me dat echt waard is- dik overheen gaan. Ik luister naar m'n lichaam en weet wat, en wanneer, het nodig heeft. En dat kan in de vorm van extra rust of één van die straffe pijnstillers zijn. Maar, alleen als het écht nodig is, dus meer als uitzondering dan als regel.
Voor activiteiten die niet te vermijden zijn, maar waarbij ik sowieso extra pijn oploop -stofzuigen bijvoorbeeld, of het bed volledig met schone lakens opmaken- zoek ik oplossingen die de druk op m'n nek verminderen bij het uitvoeren ervan. In 't slechtste geval stel ik de handeling uit, ongeacht voor hoelang. Desnoods zie je hier dan maar een tijdje een écht 'káttenharentapijt', hé. Moet kunnen. gniffel gniffel

Als de pijn toch toeslaat -wie weet wat ik weer eens uitgespookt heb in één of andere zotte vlaag-, dan loop ik daar niet over te zeuren. Je kan geduld en mededogen met jezelf hebben, maar flauw doen en jammeren helpt geen ene sikkepit. Acceptatie is de sleutel. Een beetje van "Oké, ik heb pijn", en hup, zo goed en kwaad het gaat verder met het dagelijkse leven.
Pas als ik echt niet meer weet waar kruipen van ellende, me geen enkele houding meer kan geven, systematisch tranen loop te verbijten en de dag door komen een energie drainerende, nauwelijks te volbrengen monsterlijke opdracht wordt, trek ik aan de alarmbel. Dan pas contacteer ik de dokters, hopend op een mogelijke behandeling. Maar altijd positief en optimistisch. Dankbaar voor alle mogelijkheden, dankbaar voor alle hulp, en dankbaar voor alles wat ik nog steeds kan en mag, doen, beleven en meemaken.
Wil je zelf ook eens kijken of je aan een paar gele vlaggen onderhevig bent? Ik zet de vragenlijst hier onderaan m'n blogje. Wie weet leer je jezelf nog stukje beter kennen, hé. Ik vond het alleszins behoorlijk verhelderend.
En vergeet niet: wees mild voor je medemens, heb mededogen. Want al zie je het soms totaal niet, iedereen kent pijn, daar mag je absoluut zeker van zijn. 😘


 

zondag 13 januari 2019

Negatief - positief.

De dame in het bed naast me taterde onvermoeibaar aan één stuk door. Ik betrapte mezelf er op dat ik heel even aandachtig luisterde of -en zo ja, wanneer dan- ze zo af en toe tussendoor eigenlijk ook wel eens ademhaalde... Ze produceerde vermoedelijk een pak decibels teveel voor de doorgaans gewenste rust in zo'n zaal met tien bedjes, in het daghospitaal bij de pijnkliniek, maar normaal gezien zou ik -doorwinterde praatvaar als ik zelf ben, zeker met nog heel wat uurtjes wachten voor de boeg- maar wát gelukkig zijn met zo'n kletsmajoor naast me. Maar... niet in dit geval. Bijna angstvallig speelde ik voor doofstommeke en verdiepte me schijnbaar onverstoorbaar en met een zogezegd intense concentratie op het invullen der kruiswoordraadsels. Alles wat uit mevrouw haar mond rolde was namelijk uitgesproken en buitensporig negatief. Nu begrijp ik uit eigen ervaring goed genoeg -ervaringsdeskundige als ik ondertussen ben, hé- hoe verschrikkelijk ambetant ge kunt zijn als ge door pijn geregeerd wordt, maar niks, echt niks maakte dit soort eindeloze brutale klachten- en eisenstroom geoorloofd, als je 't mij vraagt. Absoluut niets beviel haar, bij 't minste spuwde ze met kracht haar gal uit, vol onbegrip, ongeduldig, lastig en boos. Met luide stem bleef ze haar ongenoegen de wereld in sturen.
"Waarom moest ze haar kleren ruilen voor zo'n stom operatieschortje? Waarom moest ze in een bed? En wat was dat nu voor een deken? Dat trok op niks en ze moest er nog minstens één extra hebben, want ze had 't koud! En wanneer kreeg ze te eten? Hoezo 'niet'?! Ze had wel honger, hoor, en moest nú direct iets hebben, al moest ze er zelf om gaan. En koffie ook al niet!? Wat voor een kot was dat hier, zeg! En waarom ging dat bed niet omhoog? (De stand van de bedden kon alleen manueel door de verpleging gewijzigd worden.) Waarom had zij geen 'kaske' (met o.a. de bel voor de verpleegster) en al die andere mensen wel? ('t Hing gewoon achter haar bed.) (En bij gebrek aan beval ze mij steeds te bellen...) En dat infuus, waar was dat nu weer voor nodig!? Jullie gaan mij hier niet stiekem opereren, hoor! Dan gaat ge nog eens wat meemaken!!! En waar is die dokter? Ik wil haar nu meteen persoonlijk spreken! Nee, ik ga daar niet rustig op wachten. Ik wacht al lang genoeg. Ik heb een afspraak om half twee en 't is nu al kwart voor twee! Wat voor organisatie is dat hier, zeg!" 
Waarnaar ze zich volledig naar mij richtte in de hoop me persoonlijk en volledig te kunnen betrekken in haar ontevredenheid over die ooo zo ontzettend lange wachttijden. Maar vooral op dat vlak had ze die dag zeker aan mij geen deelgenoot. Ik zweeg wijselijk, in absoluut alle talen, want ik wachtte al twee uur en er zou nog wel wat tijd bij komen. En, nee, dat was zeker niet de schuld van een slechte organisatie of zo. 
Ondertussen vind ik het trouwens best grappig, wat er zo allemaal mis gaat telkens ik een bezoekje aan het ziekenhuis mag brengen. En dat was dus die dag nog niet anders geweest. Ergens had iemand, bij het maken van mijn afspraak, weken daarvoor, over het hoofd gezien dat de nieuwe dokter-anesthesiste, die mij die namiddag een, mij hopelijk van pijn bevrijdende, epidurale infiltratie in mijn nek zou geven, van álle patiënten, zonder uitzondering, vooraf een bloedonderzoek wenste. Gelukkig waren de verantwoordelijken bereid dit onderzoek er alsnog onmiddellijk en met hoge spoed tussen te nemen, i.p.v. mij, al dan niet met een nieuwe afspraak, onverrichter zake linea recta weer huiswaarts te sturen. Maar dan moest ik wel wachten natuurlijk, en lang, zo ongeveer de rest van de namiddag...
Och, daar zit ik écht niet mee. Zeker niet als ik daardoor alsnog van m'n pijn afgeholpen kan worden. Een paar uurtjes wachten is dan een klein prijsje dat ik met plezier betaal! En zo had ik meteen op grappige wijze erg persoonlijk contact met de verpleegsters, die half grappend 'klaagden' over 'al dat extra werk'. Nadat, bij de bloedafname, de lamp boven m'n bed maar niet wou branden, het bed steeds weer opnieuw naar beneden klapte, de reserve tubes en naalden zoek bleek en tot slot ook de pleisters niet echt mee werkten, hadden we net geen buikpijn van het lachen. Al maar goed dat m'n aders voor één keertje voortreffelijk te vinden waren, hé... hihihi Nee, geen denken aan dus, dat ik me mee in oeverloos geklaag over wachttijden zou storten! Integendeel zelfs.
Maar naast me ging de misnoegde dame, uiteraard ook zonder mijn 'akkoord', onvermoeibaar verder met jengelen, dat het allemaal veel te lang duurde, en dat ze niks te doen had. Moe van het gedoe -zélden meegemaakt dat ik iemand écht een klap zou kunnen verkopen opdat ze even zou zwijgen- opperde ik uiteindelijk toch maar even voorzichtig dat ze misschien een beetje televisie kon kijken. En na een extra crisis over het gemis van een afstandsbediening en de werking van het inderhaast door de verpleegsters aangereikte kleinood richtte het hemeltergende gesakker en gefoeter zich naar absoluut álles wat er te zien was op de beeldbuis. De politiek, de voetbal, de wereld, de natuur, de acteurs, de televisiemakers,... Je kunt het zo gek niet bedenken of ze had er wel iets over te klagen. Uit volle borst uiteraard! Fortissimo con brio! En ondertussen, tot wanhoop van het verplegend personeel: de hele tijd in en uit haar bed.

Die super vriendelijke en bewonderenswaardig geduldige verpleegkundigen probeerden trouwens al de hele tijd op al haar vragen en eisen zo goed mogelijk te reageren, met veel duidelijke uitleg en geruststellende woorden. Hier en daar trachtten ze met een kwinkslag de gespannen sfeer wat luchtiger te maken -al was het maar voor zichzelf- doch wat ze ook probeerden, het mocht niet baten. Bij de zoveelste opmerking van de vrouw dat "Al dat overdreven gedoe toch voor niks nodig was, want dat ze verdorie toch maar een spuitje moest krijgen!" zag ik ze naar elkaar kijken met een ondeugende blik van "Jaja, een spuitje. Hewel, wij kennen ook nog wel een spuitje dat we je met plezier even geven, hoor!..." En omdat ze merkten dat ik dat gezien had, knipoogden ze steels bijzonder guitig naar mij, ten teken van onze eensgezindheid.
Toen de dame een klein half uurtje later aan de beurt was voor haar injectie, en aldus met bed en al de zaal uitgereden werd, konden de ander patiënten zich nog net inhouden om niet luid te applaudisseren, van puur opluchting. 
Veel heeft het niet gescheeld, echt niet. Eindelijk keerde de rust weer in de zaal!
Er weerklonk wel een voorzichtig gejubel toen ten slotte ook ik naar het operatiekwartier gereden werd. Maar dat was een door de overige mensen in de zaal opgewekt gedeelde blijdschap en opluchting omdat er eindelijk aan mijn lange wachten een eind kwam. 
"Jij bent altijd zo positief" krijg ik vaak te horen, en af en toe kijk ik daar dan verbaasd van op. Soms moet je écht eens je totaal tegenovergestelde tegen komen om dat opnieuw klaar en duidelijk te zien. Maar het klopt: ik zie, meestal toch, overal de positieve kant van. Ik heb dat mezelf aangeleerd door steeds bewust de keuze te maken om naar het positieve te kijken en me daar optimistisch in te koesteren. Natuurlijk nog steeds bewust van de aanwezigheid van negatieve dingen, maar zonder daarin energie te steken.
Intense blijheid stroomde over me heen, daar in m'n ziekenhuisbed, en het warme gevoel van geluk omdat ik ben wie ik ben, deed me ontzettend deugd en gaf me geweldig veel kracht. Positieve kracht. En die zou ik hard nodig gaan hebben...
De infiltratie mislukte grandioos. De nieuwe dokteres vertelde me dat de vernauwing in m'n nek zo compleet was dat er geen naald met verdoving meer tussen kon. Na herhaalde pogingen, waarbij per ongeluk ook mijn hersenvocht geraakt werd, gaf ze het op en liet mij weten dat deze manier van pijnbestrijding voor mij geen optie meer was. En ik moest mezelf verder maar wat behelpen met wat meer straffe pijnpillekes...
"Tja, zo ga ik natuurlijk nooit honderd jaar worden...", dacht ik gelaten en berustend bij mezelf, "en die kerstconcerten, man, dat wordt drie dagen uitzonderlijk zwaar afzien, en wie weet, het zouden wel eens de allerlaatste optredens kunnen zijn, als mijn toestand zo snel blijft verergeren..."
Oké, het zij zo. Reden te meer om zo mogelijk nóg positiever te gaan denken, vind ik! Mijn vergroeiende wervels, wegkwijnende tussenwervelschijven en al die bijhorende verschrikkelijke pijn, die worden ook écht niet beter als ik er over ga klagen en zagen. Een tijdje geleden kwam ik ergens deze uitspraak tegen, en die vat het bijzonder mooi samen: "Ik ben blij als het regent. Want als ik niet blij ben regent het ook!" Voilà, da's duidelijk, denk ik. Elke dag is er één, absoluut waard om geleefd te worden en gegarandeerd vol met fijne verrassingen als je ze maar wil zien. En elk concert is er ook één, en daar ga ik me dat weekend voor Kerstmis elke keer 200% in storten en ik zal er, pijn of geen pijn, bijzonder intens van genieten, met heel m'n hart en ziel, alsof er geen morgen meer komt! Optimisme troef dus en positief vooruit. Woeha! 
Het zal wel zijn, zekers, of wat had je gedacht dan!?... 😉

Epiloog.
Dit verhaal speelde zich een kleine maand voor de kerstconcerten af. Het was eigenlijk al zo goed als klaar om te posten, maar om iedereen, mezelf inclusief, met volle teugen van de shows zou laten genieten zonder enige vorm van bezorgdheid, medelijden en/of andere bedenkingen, hield ik deze historie toch nog liever even voor mezelf. En geloof me, de concerten hebben mijn nek alles behalve deugd gedaan, nondepitjes jadadde, maar het waren drie zulke ongelofelijk fantastische dagen, dat ik dat er met plezier bij neem. 😊



vrijdag 4 januari 2019

Schelpenvrouwtjes.

Meteen na een concert hebben wij, Roger en ik, de goed gewoonte ons onder het nog gezellig nakeuvelende publiek te begeven. Kwestie van al die sympathieke mensen even persoonlijk te begroeten en te bedanken voor hun aanwezigheid. En de laatste 3 jaar heb ik dan meteen ook de eer links en rechts een paar van m'n boeken te mogen signeren.
Na het 2e kerstconcert afgelopen december zag ik haar al van ver zitten. Keurig rechtop, zoals altijd, en vanbuiten ontzettend geduldig, doch stiekem binnenin een beetje op hete kolen, wachtend tot ik bij het tafeltje geraakte waar zij en haar man Hugo plaats genomen hadden: vriendin Marie-José.

De blijdschap straalt er, ook zoals altijd, aan alle kanten vanaf als ik haar vrolijk begroet. Gebrek aan inspiratie -alles al gegeven tijdens de meer dan 2 uur durende intense show- deed me even bijzonder diep staan nadenken over een boodschap voor in haar exemplaar van m'n derde boek, en in afwachting van sloegen we een babbeltje. Terwijl er uitgebreid verteld werd over hoe ontzettend ze weer van het optreden genoten hadden, schoof M.J., heel bescheiden, een klein, keurig ingepakt geschenkje met een gouden strik en lintje over de tafel naar me toe. En om met zekerheid elk mogelijk misverstand te voorkomen stond op het groen gestreepte inpakpapier ook nog eens in mooie letters mijn naam geschreven. "Heel voorzichtig mee zijn, want erg breekbaar", waarschuwde ze me. "En vooral niet in knijpen, hoor", voegde ze er nog lachend aan toe.
Omdat er ondertussen al snel weer aan alle kanten om mijn aandacht elders gevraagd werd, nam ik afscheid van Marie-José en Hugo, en gaf ik, voor de massa me weer opslokte, het mysterieuze geschenkje in bewaring bij Rudi, de echtgenoot van m'n lieve vriendin Ingrid, die zich beiden om duizend-en-één taken achter de schermen bekommerden. "Bewaken met uw leven, hoor!" grapte ik, om er in alle ernst toch ook maar even bij te vermelden: "En vooral niet in knijpen! Zeeeeer breekbaar!"
In het holst van de nacht verhuisde het groene pakje uiterst voorzichtig in m'n openstaande handtas mee naar huis, waar ik het, na een lange hete douche en broodnodig wat te eten, steendoodstikkapot als ik was, een nacht lang totáál vergat. Ja, foei eigenlijk, ik weet het...
Maar de volgende ochtend, met een fris hoofd, en bij een heerlijke grote kop koffie, prutste ik heel precieus het gouden lintje en de plakband los. Er kwam een duidelijk zelf gefabriceerd zacht plastieken doosje tevoorschijn, met daarin een ondefinieerbare vorm gewikkeld in een wit papieren zakdoekje. Met bevende vingers ontrolde ik het pakketje. 
En wat, of misschien beter wié, kwam er tevoorschijn?... Een schattig schelpen-poppetje!
Net geen 7,5 cm hoog paste ze perfect in m'n hand. Klein maar fijn, want al was ze helemaal gefabriceerd uit schelpjes, dat hield haar niet tegen een echte 'dame' te zijn, dat piepkleine vrouwtje, met een lange rok met geribbelde strookjes, een manteltje hoog gesloten met een pietepeuterig schelpje als broche, petieterige paarlemoeren oorbelletjes en een breed schelpenhoedje met een minuscuul struisvogelveertje langs de rand. Zo schattig!
Later kwam ik, in mijn 'dank-u-wel-Marie-José-telefoon-gesprek, te weten dat het poppetje al een paar decennia geleden door een erg creatieve mevrouw gemaakt werd als heel persoonlijk bedankje aan Marie-José, en al die tijd als een gekoesterd hebbedingetje in haar sierkast stond. Maar, eigenlijk naar aanleiding van mijn 'Schone schelpen'-blogje (augustus 2018), vond ze dat het kleinood zoveel meer 'thuis' en vermoedelijk pas echt gewaardeerd zou zijn bij zo'n schelpenmevrouwtje als ik. En ik vond het fan-tas-tisch! Met het verhaal erbij zelfs nóg eens zoveel. Wat een bijzonder cadeau! Wauw!
Omdat er die namiddag nog een voorstelling zat aan te komen, riep de plicht. Je kent dat: m'n haar moest opgestoken, m'n spulletjes ingepakt... 't Was dus even niet meer 't goede moment om met een poppetje gemaakt uit schelpjes te spelen, helaas. Maar ik maakte er toch nog even tijd voor om het mevrouwtje een mooi plekje te geven tussen de uitgebreid tentoongestelde bijzonder fraaie schelpenexemplaren uit mijn collectie: pal vooraan én in het midden, uiteraard, maar wel zodanig dat een occasioneel passerend en mogelijk onhandig poezenpootje haar met absolute zekerheid niet van de kast zou kunnen stoten. En nu geniet ik er elke dag van haar daar te zien staan.
Dank je wel, Marie-José. Wat een bijzonder schelpencadeautje, zo'n schelpenvrouwtje voor een schelpenvrouwtje!... 😊💗






dinsdag 1 januari 2019

Vuurwerkgeknal, poezenverdriet.

Met het zachtjes grijs en besprenkeld door motregen aanbreken van de ochtend op de eerste dag van het nieuwe jaar keerde ook de zo gekoesterde rust en stilte terug. Eindelijk. Een diepe en tevreden zucht van opluchting ontsnapte me. De voorbije nacht was zwaar en vooral eindeloos lang geweest.
Terwijl ik me in m'n ééntje met wat lekkers en een netjes uitgeschonken trappist in de zetel voor de televisie nestelde, barstte bij de buren het feestgedruis los. Het opgewekte gebabbel, met meer dan aanstekelijke lachsalvo's ertussen, wisselde af met al snel half dronken en dus nogal onvaste zangpogingen. De ambiance zat er stevig in, dat was behoorlijk duidelijk. Op zeker moment meende ik zelfs een vrolijke polonaise door de inkomhal te horen dansen. En het welgemeend hartelijke, doch nogal bulderende 'Happy New Year' om middernacht in het trappenhuis en halletje, die hebben ze vast tot op 't 14e gehoord. Maar, gezellig, hoor! Niks op aan te merken. Ja echt, daar heb/had ik allemaal totaal geen probleem mee. Dat moet kunnen, zo eens één keertje in een jaar ferm feesten, zeker in zo'n bijzondere nacht. Niet dan?! Och, da's toch gewoon leuk.
Nee, mijn zorgen lagen elders. Al de hele afgelopen week schrok de buurt met grote regelmaat op door luide knallen. Rare individuen zijn het, hoor, die ongeduldigen, die niet tot middernacht van 31 december kunnen wachten met ontploffen en hun vuurwerk alvast dágen op voorhand 'uitproberen'... En dan meestal nog overdag ook. Dan zié je daar toch helemaal niets van! Of vergis ik me daarin?... Tja, 't zal de kick van de knal zijn, of zo iets, veronderstel ik... Of het stiekeme, iets doen wat niet mag. Zelf, op eigen houtje, zomaar in het wilde weg, vuurwerk afsteken is in heel groot Antwerpen namelijk volledig verboden, en niet alleen op oudejaarsavond. En da's uiteraard voor sommige mensen een 'uitdaging', hé...
Als je in een buurt woont waar regelmatig een stukje drugsoorlog uitgevochten wordt, dan vraag je je trouwens bij elke fikse knal toch even af of het een te vroeg ontstoken vuurpijl was, of mogelijk weer een ergens lukraak binnen gesmeten handgranaat. En een pittige 'pop pop pop' serie of minutenlang ge-'retteketetteketet' kan net zo goed van een semi-automatisch vuurwapen komen waarmee men één of andere gevel of auto aan flarden schiet, als van een lading vers ontstoken vurige voetzoekertjes... Maar ook hiervan lig ik -voorlopig toch- niet echt wakker.

Wat me echt ongerust maakte, waren de twee poezen Poekie en Pompon. Bij elke luide knal -ik schrok me er zelf vaak serieus een hoedje van- nam hun angst een stukje toe, tot op het punt dat ze van puur ellende steeds weer al hun eten over gaven en niet eens meer op de kattenbak durfden. Twee bibberende zenuwzieke bolletjes pluis, verstopt ergens diep onder m'n bed. En de afgelopen week kon ik ze met veel liefde en nog veel meer geduld, wat snoepjes en een paar onweerstaanbare spelletjes uiteindelijk meestal wel overhalen toch tenminste mij weer een beetje te vertrouwen. Maar zo'n volledige nacht, zo'n eindeloos lange duisternis, waarin de explosies urenlang aanhouden... Pffft. Tja, dan is er niks meer aan te doen. Ik kan hun ellende niet meer beter maken. 't Is wachten tot het over is. En al heb ik in vergelijking met vorige jaren hier in mijn directe buurt opvallend minder vuurwerk gezién, de hele nacht lang, van al vroeg in de vooravond tot ver in de ochtend, mocht ik, zoveel meer dan ooit tevoren, een vreselijke, niet aflatende stroom van ontzettend harde -zoveel luider dan vroeger volgens mijn oren- ontploffingsgeluiden aanhóren.
Heel af en toe sloop er in de woonkamer als in een flits een schim van een poesje voorbij, 't buikje plat tegen de vloer, panische angst in de oogjes, op zoek naar een mogelijk nóg beter schuiloord -misschien was het onder de zetel toch veiliger dan onder het bed-, om dan bij de volgende knal als een bliksemschicht terug richting slaapkamer te verdwijnen. De arme beestjes. Ik had er echt vreselijk mee te doen.
Terwijl ik rond middernacht naar buiten stond te kijken, naar de veelkleurige vurige fonkelingen die overal om ons heen de nachtelijk lucht deden oplichten, gingen m'n gedachten naar die zovele andere dieren die, bevangen door angst, nu vermoedelijk ook niet wisten waar nog te schuilen. Zoveel katten, honden, paarden... Hoeveel vogeltjes zouden er van 't verschieten vannacht uit hun boom gevallen zijn? En de sierlijke kleine vleermuizen, die ik de nacht daarvoor nog vrolijk had zien rondfladderen. Die zaten nu vast ergens in een donker hoekje te bibberen van schrik, hun radarsysteem gegarandeerd volledig in de war, met als gevolg dus ook zonder eten vannacht...

O, geloof me, ik heb niks tegen vuurwerk. In tegendeel, ik kan er ook echt van genieten, van al die betoverende glinsterende kleuren, spetters en gensters breed uitwaaierend tegen het donkere hemelgewelf. Overweldigend feestelijk en onbeschrijfbaar prachtig. Maar, te veel is te veel. En dat geldt ook voor mooie dingen. Zoals vuurwerk. Dat moet écht niet al een volledige week van te voren, en 24 uur op 24, en op zowat élk plekje dat je kan bedenken... Een half uurtje, of desnoods een vol uur, ergens op één centrale plek, en er dan met z'n allen samen naar kijken, volstaat dat niet? Voor mij wel. En, zeker weten: voor m'n poezen ook.
Om half vier vannacht had mijn lichaam er genoeg van. Het wou niet langer rechtop blijven, het moest en zou neer liggen. Buiten schoten er links en rechts nog wat verdwaalde pijlen de lucht in, maar de frequentie was gelukkig al zoveel minder. Tijdens de steeds breder wordende rustpauzes tussen de gierende lachaanvallen en het occasionele lallend aanheffen van de zoveelste strofe van een ondefinieerbaar lied van de nachtje-door-doende buren dommelde ik zonder veel moeite stilaan dieper en dieper weg. Poekie en Pompon kropen, veilig dicht tegen me aan, mee onder de knusse lakens en dekens. Met het heel langzaam terugkeren van de vertrouwde zalige rust om ons heen, voelde ik hun lijfjes -begeleid van een ontzettend diepe zucht- eindelijk weer helemaal ontspannen.
Helemaal klaar met "plof, dreun, plets, baboem, knets, klap, pop, bonk, kaboem, pang, blaf, bam, bom, knal en retteketetteketet" zijn we echter nog niet, want zoals er elk jaar steevast een aantal personen veel te vroeg begint met 'knallen', zo is er ook steeds een handvol figuren die nog graag een tijdje door blijven gaan, toch zeker de eerstkomende dagen...
Och, weet je, het ergste is ondertussen alweer gepasseerd, het nieuwe jaar is aangevat, zonder echte ongelukken en met niet al te veel en gelukkig nog nét hanteerbare ellende, dus daar ga ik nu ook niet meer van wakker liggen. In tegendeel zelfs: vannacht slaap ik, al was het maar van puur moeheid, als een zich in rust, stilte en zaligheid wentelend roze roosje! Vermoedelijk met twee opnieuw gelukkige en relaxte pluizige poezenprinsjes naast me.
Gelukkig nieuwjaar, en slaap lekker! 😊